(Wolter), Nederlands schrijver (Kampen 14 Mei 1901 - gefusilleerd Overveen 1 Oct. 1943), vestigde zich na een avontuurlijke loopbaan in de Achterhoek, waar hij zijn eerste boek schreef, Witte Gait (1934). Zijn tweede boek, Kerels in Grandell (1935), is min of meer een vervolg hierop.
In 1937 volgde Concubinaat. Invloed van Elsschot maar met een eigen humor vertoont Gaalman’s Carrière (1939). Zijn laatste boek was Het goede hart (1941). Kort daarop heeft hij zich in het verzet tegen de Duitse bezetter begeven, waarin hij sedert de zomer van 1942 een belangrijke rol heeft gespeeld. Het kunstenaarsverzet diende hij als mederedacteur van „De Vrije Kunstenaar”. In de herfst van 1943 is hij terechtgesteld. Posthuum is van zijn hand, met inleidingen van de schrijvers Joh. v. d.
Woude en C. J. Kelk, een bundel nagelaten verhalen verschenen, waarin men de geboren verteller terugvindt (1947). De titel er van is ontleend aan het poppenspel De Kromme Voorzienigheid. Zijn devies weerspiegelt zowel zijn speelsheid als de ernst van zijn wezen: ’t Brandt ligt maar dooft niet.PROF. DR N. DONKERSLOOT