Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Brâhma samâj

betekenis & definitie

is de eerste van een reeks religieuze stromingen in Indië, ontstaan in de 19de eeuw, waarin gestreefd wordt naar een harmonische verbinding van autochthone Indische elementen met Europese. De Brâhma Samâj werd in 1828 gesticht door Râmmohan Rây (Bengalen 1772 - Bristol 1833), de eerste Bengaalse journalist en sociale strijder, een der eerste vooraanstaande Indiërs die West-Europa bezochten.

Zijn doel was, zonder het belijden van een bepaalde eredienst, tot godsvrucht op te wekken en de onderscheiden godsdiensten nader tot elkander te brengen, ten einde het geluk der mensen te bevorderen. Vermelding verdient in dat verband keizer Akbar (1556-1605), die reeds naar een religieuze verzoening tussen Moslims en Hindoes had gestreefd. Râmmohan Rây meende in de Upanisaden een oorspronkelijk, later verloren gegaan, monotheïsme te herkennen, en kwam zo tot het bestaan van een persoonlijke, oneindige, rechtvaardige en barmhartige god, waarbij hij tevens de weduwenverbranding en de leer der reïncarnatie verwierp. In 1842 volgde Debendranâth Tagore hem op als leider en opende de kerk voor de leden van alle standen en later ook voor de vrouwen. Tevens organiseerde hij de gemeenschap en stelde geloften in voor de gelovigen. Toen in 1857 Keshab Chandra Sen (1838 - 8 Jan. 1884) toetrad, kwam het weldra tot een splitsing.

Hij brak beslist met alle tradities en wilde een universele godsdienst stichten, waarin alle vormen van menselijk geloof vertegenwoordigd zouden zijn. Er ontstond een conservatieve richting, de Adi-Samâj („Oorspronkelijke Vereniging”) onder Debendranâth en een vooruitstrevende met Keshab Chandra Sen aan het hoofd. Deze laatste riep de Zondag als feestdag uit en stelde een ritueel samen, waarbij stukken uit de Veda, de Upanisaden, de Avesta, de Bijbel en de Koran werden voorgelezen en daarna gecommentarieerd. Om zijn sociaal programma te verwezenlijken stichtte hij de Indian Reform Association met als doel: de verbetering van de toestand der Indische vrouw, de uitbreiding van het onderwijs, de verspreiding van goedkope en degelijke lectuur, het prediken van filanthropie onder al haar vormen. Door zijn zucht naar mystieke extase benaderde hij het Christendom, waarbij echter bepaalde Visnuïstische tendenzen ook te herkennen waren. Het, tot ergernis der gematigden, door Keshab voltrokken huwelijk van zijn dochter met een mahārāja leidde weer tot een splitsing in 1878.

Er vormde zich een nieuwe gemeenschap — de derde — de Sâdhâran Samâj of „Algemene Kerk”, naar zuiver rationalistische beginselen, die meer tot de gematigde sekte onder Debendranâth naderde. Zij geloofden in de noodzakelijkheid van een publieke eredienst, maar deze hoefde niet gebonden te zijn aan een bepaalde plaats of tijd. Heiligheid kan alleen worden verkregen door zuivering van de geest; zij geloofden niet in riten, ceremoniën en boetedoening, maar wel in rechtvaardigheid, weldadigheid, devotie, wijsheid en contemplatie.Bewegingen als deze ontstaan vaak in Indië, vooral in intellectuele kringen, maar pogingen om een universele godsdienst, op Indische grondslag te stichten, genieten slechts een beperkt succes. Zo telde de Brâhma Samâj bijv. slechts 6388 leden in 1921, maar oefent desondanks op cultureel gebied een zeer grote invloed uit.

H. VAN LOOY

Lit.: Slater, Keshab Chandra Sen and the Brâhma Samâj (Madras 1884); J. N. Farquhar, Modern religious movements in India (New York 1915); H. von Glasenapp, Religiöse Reformbewegungen im heutigen Indien (Leipzig 1928).

< >