Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BRISTOL

betekenis & definitie

(1) een belangrijke handels- en havenstad in het Engelse graafschap Gloucester, ligt aan de samenvloeiing van twee bevaarbare rivieren, de Avon en de Frome, welke een haven vormen, die voor zeeschepen toegankelijk is. De stad ligt 11 km boven de uitmonding der Avon in de Severn.

Het hoge vloedgetij, dat de waterspiegel 10 m doet rijzen, geeft zelfs aan de grootste schepen gelegenheid om er binnen te lopen. Door zijn verbindingen met het achterland (Theemsbekken) werd Bristol — het Caer Brito der oude Britten en Brightstow der Saksen — reeds in de middeleeuwen een belangrijke handelsstad. Aanvankelijk richtte deze handel zich op Ierland en Scandinavië; in de 12de eeuw werd het de invoerhaven voor de Franse wijnen. Koopvaarders van Bristol namen in de 15de eeuw deel aan de verovering van de Nieuwe Wereld (John Cabot vertrok in 1497 uit Bristol).

In de 17de eeuw was de handel op West-Indië geheel in handen van kooplieden uit deze stad (suiker, rum, tabak, rijst) en Bristol was toen een belangrijke markt van negerslaven. Nog aan het begin van de 18de eeuw was het na Londen de tweede haven van Engeland, daarna werd het door Liverpool met zijn industrieel achterland overvleugeld. Om de in grootte toenemende schepen te kunnen blijven ontvangen heeft men van 1804 tot 1809 aan de Avon een nieuw bed gegeven (New Cut) en de oude rivierbedding over een lengte van 5 km in dokhavens (Floating Harbour) veranderd. Bovendien heeft men dan in 1877, 1880 en 1908 de dokken van de mond der Avon, Avonmouth en Portishead, aangelegd.

In Avonmouth kwam in 1829 het Royal Edward Doek gereed. De haven van Bristol is thans ongeveer in rangorde van grootte de tiende van Engeland. In 1938 kwamen 1250 geladen schepen binnen, die 2,9 mill. ton goederen aanvoerden; er vertrokken 478 geladen schepen met 0,5 mill. ton goederen. In kustvaart kwamen er 1445 schepen binnen, die merendeels geladen vertrokken.

Door het ontbreken van een achterland, dat exportartikelen kan leveren, is Bristol vnl. invoerhaven voor de aldaar gevestigde industrieën: suikerraffinaderijen, chocoladefabrieken, tabaksfabrieken, alle een overblijfsel uit de koloniale periode. Verder omvat de industrie zagerijen, schoenfabrieken, koperpletterijen en spoorwegwerkplaatsen. De handel van Bristol wordt grotendeels gedreven met Ierland, Amerika en West-Indië. Vooral de landverhuizing naar Canada is voor deze haven van belang.

Er bestaan geregelde stoomvaartdiensten op Cardiff, Liverpool, Glasgow, Swansea, Cork, New York, Montreal, op de havens van de Zwarte Zee en op Voor-Indië. Ook gaan uit Bristol schepen op de visvangst aan de kusten van Newfoundland. In 1838 werd van Bristol uit de eerste geregelde stoombootdienst op Amerika geopend door de ,,Great Western”, die ook in Bristol was gebouwd.De uitvoer naar het buitenland (in 1929: 0,22 mill. ton) bestaat vnl. uit fabrikaten van de metaalindustrie, de invoer in buitenlands verkeer (in 1929: 2 mill. ton), vooral uit graan, tabak, levens- en genotmiddelen, voor een groot deel bestemd voor de Midlands.

Bristol telt (1946) 436 500 inw. Met de voorsteden St Michael-Hill, Kingsdown, College Hill en Redcliffe Hill strekt de stad zich over een 6-tal heuvels uit. De oude stad is donker en nauw gebouwd, de nieuwe stad en de voorsteden daarentegen ruim. Clifton Down, de park- en villawijk, is door een in 1864 gebouwde 450 m lange kettingbrug met de andere oever van de Avon verbonden.

De voornaamste gebouwen zijn de kerk van de Tempeliers, in haar tegenwoordige vorm uit de 14de en 15de eeuw daterend, de hoofdkerk, de Gothische St Mary Redcliffe (13de-15de eeuw), het St Peters Hospital (16de eeuw), de Guildhall (1843), de St Johnskerk, welke een deel van de oude stadsmuur uitmaakt, de beurs (1743), de St Marcuskathedraal (12de eeuw) en verschillende andere oude kerken en huizen. In Clifton liggen de in 1822 gestichte universiteit en verschillende andere onderwijsinrichtingen. Verschillende culturele en sociale instellingen danken veel aan de tabaksfabrikantenfamilie Wills.

Lit.: J. F. Nicholl and J. Taylor, Br. past and present (3 vol.

Bristol 1881-’82); W. Hunt, Br. (London 1887).

(2) stad in Hartford County, Connecticut (V.S.), 32 km ten W. van Hartford, met vele spoorwegverbindingen. Industrie: in hoofdzaak productie van horloges en andere uurwerken, ijzerwaren, sigaren, onderkleding. Er zijn enige ijzer- en kopergieterijen. Bevolking (1940) 30167. — (3).

Nog verscheiden andere plaatsen in de V.S. dragen deze naam, zoals:



a.
Een industriestadje in het county Bucks in Pennsylvanië, op de rechteroever van de Delaware, 30 km boven Philadelphia, gelegen tegenover Burlington, het eindpunt van de Delaware-tak van het Pennsylvanië-kanaal. De stad telt (1945) 11 895 inw.



b.
Haven en industriestad in de staat RhodeIsland, ten Z.O. van Providence, aan de Narragannsetbaai, telt (1945) 11 159 inw.



c.
Stad in het N.O. van Tennessee, telt (1945) 23 772 inw. (samen met de sub d genoemde). Zij ligt precies op de grens van Virginië; de grens loopt door de hoofdstraat.



d.
De Virginische helft van de vorige stad, een spoorwegkruispunt, gelegen in een mijnbouwgebied. Zij heeft tabaks- en houthandel, ijzeren machine-industrie. In de omtrek zijn vele wouden.

< >