(Kingston, Ontario [Canada], 21 Juni 1887), is een der leidinggevende petrologen van deze tijd. Hij kwam in 1909 in de V.
S. en was van 1912-1918 en van 1920-1937 als petroloog aan het Geophysical Laboratory van het Carnegie Institution in Washington D.C. verbonden. Sedert 1937 is hij hoogleraar in de petrologie aan de universiteit van Chicago. Hij heeft de methoden der fazenleer der fysische chemie, zoals die in Nederland door H. W. Bakhuis Roozeboom, F. A.
H. Schreinemakers en A. Smits ontwikkeld zijn, op systemen van silicaten toegepast en daarmede met een reeks medewerkers het inzicht in de vorming van stollingsgesteenten in hoge mate verdiept. Zijn talrijke publicaties zijn in hoofdzaak in Amerikaanse tijdschriften: Mineralogical Magazine, Amer. Journ. of Science, Journ. Washington Acad. of Sciences, Bull.
Geol. Soc. America e.a. neergelegd. Voorts: The Evolution of the Igneous Rocks (Princeton 1928).