Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boudewijn ii van constantinopel

betekenis & definitie

(1217- 1272), laatste Latijnse keizer van Constantinopel, was de zoon van Peter van Courtenay, derde Latijnse keizer, en van Yolande, zuster van de eerste twee keizers, Boudewijn I en Hendrik. Bij de dood van zijn broeder Robrecht, keizer van 1220-1228, was hij nog minderjarig.

De baronnen, die wat over was van het Latijnse keizerrijk voorlopig bestuurden, besloten de regering toe te vertrouwen aan Jan van Brienne, gewezen koning van Jeruzalem. Deze werd te Constantinopel gekroond (1231), maar moest zich verplichten Boudewijn te doen opvoeden volgens zijn rang en hem als opvolger te erkennen. In 1236 werd deze naar het Westen gezonden om er de paus en de vorsten voor de zaak van het onder de slagen van Bulgaren en Grieken zieltogende keizerrijk te winnen. Hij bezocht Rome, Parijs en Vlaanderen. Gravin Johanna van Vlaanderen en Henegouwen stelde hem door een scheidsrechterlijke uitspraak in het bezit van het markgraafschap Namen, waarvan hij de rechtmatige erfgenaam was.Ondertussen was Jan van Brienne overleden. Boudewijn was keizer, maar zijn rijk beperkte zich nog slechts tot de hoofdstad Constantinopel, enkele kleine plaatsen in de omgeving en een reeks eilanden in de Egeïsche Zee. Zijn 24-jarige regering (1237-1261) was een lange en hopeloze strijd tegen het noodlot. De jonge vorst legde een buitengewone bedrijvigheid aan de dag. In zijn keizerrijk was bijna alles verloren toen hij het gezag overnam. Hij was daarom vooral aangewezen op hulp van buiten.

Zulks noopte hem tot een schier onverpoosd optreden op diplomatiek gebied en dwong hem talloze reizen te ondernemen. Hij werd de verdediger van een verloren zaak, maar vatte zijn taak op met een moed en een volharding, die eerbied afdwingen.

Alvorens naar Byzantium terug te keren, reisde Boudewijn door Frankrijk en Engeland om er steun te zoeken. De paus wenste te Constantinopel het Katholieke Latijnse keizerrijk in stand te houden om de terugkeer der orthodoxe Byzantijnse keizers te beletten. Met dit doel liet hij de kruistocht prediken tegen de Griekse schismatiekers en trachtte hij Boudewijn bondgenoten te bezorgen, echter zonder veel succes.

Om zich geldmiddelen te verschaffen, gaf Boudewijn zijn Vlaams bezit in pand aan de Franse koning. Hij kon aldus de reis naar Constantinopel ondernemen. Met een vrij aanzienlijke legermacht bereikte hij zijn hoofdstad in 1239 en werd er gekroond. Hij sloot een verbond met de hoofden van Koemaanse ruiterbenden, overblijfselen van een Turkse volksstam door de Mongolen uit Zuid-Rusland verjaagd, en gebruikte ze tegen zijn Griekse en Bulgaarse vijanden. Ook de sultan van Iconium in Klein-Azië werd bij zijn politiek betrokken.

In 1244 was Boudewijn opnieuw in Italië aanwezig en het volgende jaar vergezelde hij Innocentius IV naar de kerkvergadering te Lyon, waar de toestand van het Latijnse keizerrijk besproken werd. Na een nieuwe reis door Frankrijk en Engeland, keerde hij in 1248 naar Constantinopel terug. In 1251 pleit hij echter weer voor zijn ongelukkig rijk zowel in Frankrijk als in Italië.

Enkele jaren later slaagde Michael Paleologos, de Byzantijnse keizer van Nicea, er in, Midden-Griekenland onder zijn gezag te plaatsen. Constantinopel kon voortaan door hem tevens van het O. en Z. uit bedreigd worden. In 1261 sloot hij een verdrag met de Genuezen, die hem de steun van hun vloot beloofden. Een onverwachte aanval leverde hem de stad op 25 Juli 1261. Boudewijn moest met zijn getrouwen de vlucht nemen over zee. Het Byzantijnse keizerrijk was hersteld.

Boudewijn trok zich terug op het eiland Negropont en van daar uit begaf hij zich naar het Westen om nog eens hulp te zoeken. Noch Manfred, koning van Napels en Sicilië, aan wiens hof hij zich enige tijd ophield, noch paus Urbanus IV vermochten veel voor hem. In 1267 sloot Boudewijn te Viterbo een verbond met Karel van Anjou, die Manfred had verdreven uit Napels. Deze vorst viel werkelijk Michael Paleologos aan, en behaalde enkele voordelen op de westkust van Griekenland.

Daarop trachtte Boudewijn troepen in te lichten in Frankrijk, terwijl zijn gemalin, Maria van Brienne, zich met hetzelfde doel naar Aragon en Castilië begaf. Ondermijnd door al deze zorgen overleed de keizer in 1272 op 55-jarige leeftijd. Na hem werd de titel van Latijns keizer nog gedragen door verscheiden vorsten, maar geen hunner slaagde er in, Constantinopel te heroveren, zulks als gevolg van de verdeeldheid van het Westen, dat later even weinig in staat was het Byzantijnse rijk te redden toen het aangevallen werd door de Turken.

PROF. DR C. VERLINDEN

Lit.: Du Cange, Hist. de l’empire de Constantinople sous les empereurs français (Paris 1657); C. Verlinden, Les empereurs belges de Constantinople (Bruxelles 1945).