noemt men een vrijwaringsbeding in een vervoerovereenkomst, volgens welke de ladingbelanghebbende de vervoerder dekt tegen de middellijke belasting met aanvaringsschade aan de vervoerde goederen, waarvoor deze krachtens de overeenkomst rechtstreeks door hem niet kan worden aangesproken. Doorgaans toch is de vervoerder uit hoofde van de vervoerovereenkomst tegenover zijn wederpartij niet gehouden tot vergoeding van schade, aan de met zijn schip vervoerde goederen ontstaan ten gevolge van een aanvaring; ook niet, wanneer de schuld hieraan bij dit schip ligt.
Ligt echter de schuld geheel of ten dele bij een ander schip, dan kent men gewoonlijk de ladingbelanghebbende wel een vergoedingsrecht toe tegenover de reder van dit laatste schip. Heeft dit schip slechts ten dele schuld, dan beperkt men soms dit recht tot vergoeding van een overeenkomstig deel der schade; in dit geval is er geen aanleiding de aangesproken reder een recht te verlenen op enig verhaal tegenover de reder van het andere bij de aanvaring betrokken schip, t.w. dat, hetwelk de goederen vervoert, waaraan de vergoede schade is overkomen. Aldus is de toestand in Nederland en vele andere landen; en voor een „both-to-blame-clause” is er dan geen aanleiding (verg. R. P. Cleveringa, Het nieuwe zeerecht, 3de dr., blz. 596-598).Anders wordt dit alles, als men bij schuld aan weerszijden de reders der betrokken schepen jegens de ladingbelanghebbenden in beginsel gehouden acht tot volledige schadevergoeding. Terwijl die van het eigen schip (als hij, wat regel is, tevens de vervoerder der goederen is) hiertoe dan niet kan worden aangesproken, omdat de vervoerovereenkomst de ladingbelanghebbende dit in beginsel toegekende recht toch weer ontneemt, blijft dit ongerept bestaan tegenover de reder van het andere schip, waarna men deze een regresrecht naar evenredigheid der schuld tegen de reder van het vervoerende schip geneigd is toe te kennen. De laatste krijgt dan langs deze omweg toch een vergoeding te betalen, waartoe hij contractueel niet gebonden is; en met de „both-to-blame-clause” poogt hij zich te ontdoen van het op deze wijze voor hem ontstane nadeel. Aldus is de toestand in Amerika (verg. Robinson, Handbook of admiralty law, blz. 867-873); en het is dus in Amerika, dat de „both-to-blame-clause” is ontstaan en haar belangrijkste rol speelt. De thans gangbare lezing is: „If the ship comes into collision with another ship as a result of the negligence of the other ship and any act, neglect or default of the master, mariner, pilot or the servants of the carrier in the navigation or in the management of the ship, the owners of the goods carried hereunder will indemnify the carrier against all loss or liability to the other or non-carrying ship or her owners in so far as such loss or liability represents loss of, or damage to, or any claim whatsoever of the owners of said goods, paid or payable by the other or non-carrying ship or her owners to the owners of said goods and set off, recouped or recovered by the other or non-carrying ship or her owners as part of their claim against the carrying ship or carrier” (A. W. Knauth, The American law of ocean bills of lading, 2de dr., blz. 85; Idem, t.z.p. blz. 157-160).
PROF. MR R. P. CLEVERINGA