Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REDER

betekenis & definitie

is volgens art. 320 W.v.K. hij, die een schip gebruikt tot de vaart ter zee en het daartoe òf zelf voert òf door een kapitein, die in zijn dienst staat, doet voeren; al lijken hier twee verschillende vereisten naast elkaar gesteld, men neemt gewoonlijk aan, dat het eerste in het tweede opgaat. De reder is veelal ook de eigenaar van het schip, maar nodig is dit niet; hij kan het schip hebben gehuurd (z bevrachting), enz.

Ook echter, wanneer de reder niet de eigenaar is van het schip, zijn diens schulden ter zake van het met het schip uitgeoefende bedrijf, op een enkele uitzondering na, op het schip verhaalbaar (art. 318 r W.v.K.).Ter zee is de reder min of meer de centrale aansprakelijkheidsfiguur. Hij wordt verbonden door de rechtshandelingen, welke door hen, die in vaste of tijdelijke dienst van het schip zijn, in hun betrekking binnen de kring hunner bevoegdheid worden verricht.

Hij is aansprakelijk voor de schade, welke door hen, die in vaste of tijdelijke dienst van het schip zijn of aan boord daarvan ten behoeve van het schip of van de lading arbeid verrichten (ook al zijn zij niet in zijn eigen dienst, maar bijv. in dienst van een stuwadoor), in hun betrekking of in de uitoefening van hun werkzaamheden aan derden wordt toegebracht (art 321 W.v.K.). In geval van aanvaring (z aanvaring) is de reder van het schuldige schip aansprakelijk voor de schade (art. 536 W.v.K.); voor hulp, verleend aan een schip met de opvarenden en de lading, is het hulploon (z hulploon) verschuldigd door de reder (art. 564 W.v.K.); enz. Voor de schulden, die ter zake van vervoer of aanvaring (met inbegrip van enige andere verkeersongevallen: art. 544 en 544a W.v.K.) op hem komen rusten, noemt de wet zijn aansprakelijkheid beperkt (art. 474, 525, 541 W.v.K.); in wezen betekent dit, dat hij die schulden met een geringer bedrag kan afdoen (art. 320a W.v.B.Rv.). Het bedrag dier zgn. beperkte aansprakelijkheid is vastgesteld bij K.B. van 7 Febr. 1952, Stbl. 62, in werking getreden op 1 Nov. 1952, op ƒ 50,— per m3 netto inhoud (met nog iets er bij). Wil de reder van deze regeling gebruik maken, dan moet hij zekere voorschriften in acht nemen, welke staan in het wetboek van burg. rechtsvord. (artt. 320a-r).

In de binnenvaart is niet de reder, doch de eigenaar de centrale schuldenaar (artt. 780, 938, 950 W.v.K.), schoon er wel sprake is van een overeenkomstige figuur, die daar „gebruiker” heet (art. 781 W.v.K.). Ook daar kent men een beperkte aansprakelijkheid, die echter met de scheepssoort wisselt (art. 944 W.v.K.; K.B. van 7 Febr. 1952, Stbl. 64).

In het dagelijks verkeer noemt men allerlei personen, die scheepvaartondernemers zijn of leidende plaatsen in een scheepvaartonderneming bekleden, wel reder; velen hiervan zijn dit echter rechtens geenszins.

Lit.: R. P. Cleveringa, Het nieuwe zeerecht, 3de dr. (1946), blz. 138-192; J. A. L. M.

Loeff, Zeerecht (1933, 5de dl van Kist’s Beginselen van handelsrecht volgens de Ned. wet, 3de dr.), blz. 121-144; W. L. P. A. Molengraaff, Leidraad bij de beoef. v. h. Ned. handelsrecht, II, 8ste dr., blz. 650-656; J.

J. Woltman, De beperkte aansprakelijkheid v. d. reeder, diss. Leiden (1939).

< >