is de naam van een ca 140 soorten omvattende tropische plan tenfamilie, vooral in Zuid-Amerika goed vertegenwoordigd, die ten nauwste verwant is met de familie der Malvaceeën, waarmede zij wel verenigd wordt. Zij onderscheidt zich intussen daardoor reeds, dat haar vertegenwoordigers bomen zijn, met veelal in het midden tonvormig opgezwollen stammen, die ook met grote stekels bezet kunnen zijn.
De vaak zeer grote, levendig gekleurde en honingrijke bloemen worden door insecten en vogels bezocht. De kelk is dik, leerachtig, de kroon dikwijls behaard. De stuifmeelkorrels zijn niet met stekeltjes bezet, gelijk meestal wel bij de Malvaceeën. Het 2-5hokkig vruchtbeginsel draagt een stijl met knopvormige stempel en wordt tot een doosvrucht. Het hout is buitengewoon licht en zacht. Een zeer bekend lid van deze familie is de Adansonia digitata L., de baobab of apenbroodboom der Afrikaanse savannen, met korte, dikke stammen, die een omvang van 40 m kunnen bereiken, en gevingerde bladeren.
De niet openspringende, houtige vrucht ;s van binnen vlezig en daardoor genietbaar. Ook het hout en vooral de bast worden veel gebruikt. De overwegend Zuidamerikaanse geslachten Btmbax en Ceiba bevatten in de vruchten veel wolharen, die niet, zoals bij de katoen, aan de zaden vastzitten, maar aan de vruchtwand, en evenals de katoenvezels gebruikt worden, maar niet gemakkelijk spinbaar zijn. Bijzondere vermelding verdient hier de Ceibapentandra Gaertn. of Erhdendron anfractuosum DC., de kapokboom, die overal in de tropen te vinden is. Ook de bast van veel soorten wordt gebruikt. Ten slotte zij genoemd het, 15 soorten tellende, indomaleise geslacht Durin, met veernervige bladeren en vruchten met stijve schubben, waarvan de bekendste soort is de D. zibethinus Murr, de doerian, welks kwalijk riekende vruchten voor velen in Oost-Indië niettemin een lekkernij zijn.PROF. DR TH. J. STOMPS