of Bullettree is de naam, waarmee in Suriname een tot de fam. der Sapotaceeën behorende boom Manilkara bidentata (D.C.) Chev. (syn. Mimusops surinamensis en M. balata) wordt aangeduid. Het is een 18-21 m hoge en 120-150 cm dikke boom, voorkomend in droge bossen van een groot gebied, dat zich uitstrekt aan weerszijden van het grensgebergte tussen Brazilië enerzijds en Venezuela en de drie Guyana’s anderzijds.
De boom heeft afwisselend geplaatste, gaafrandige en dichtparallelnervige bladeren en bloemen in bundeltjes in de bladoksels; de bloemen zijn klein, hebben een 6-bladige kelk, een vergroeide, 6-lobbige kroon, die van buiten aan de basis 6 vaak tweedelige aanhangsels draagt; 6 steriele en 6 fertiele meeldraden, een 6-14-hokkig, bovenstandig vruchtbeginsel, dat uitgroeit tot een bijna bolronde, 3 cm lange vrucht, die wel gegeten wordt; om de vrucht draagt de boom de naam bolletrie, een verbastering van het Engelse bullettree. De boom heeft in het merg en vooral in de schors, melksapbuizen, die de balatamelk leveren.In 1856 werd voor het eerst in Suriname uit dit melksap balata gemaakt, een op guttapercha en rubber gelijkende stof, die in 1864 uit Br. Guyana voor het eerst in de handel kwam; het duurde nog tot 1894 voor de productie in Suriname op gelijke hoogte stond. Toen er op gewezen was, dat balata een uitstekend materiaal voor de isolering van onderzeese telegraafkabels was, werd de vraag er naar veel groter, doch die nam later weer af, zodat er tussen 1927-1935 herhaaldelijk van een balatacrisis gesproken werd. Daarna is de vraag naar balata, vermoedelijk door het dreigende oorlogsgevaar, weer groter geworden. Balata wordt ook door enige andere tot dezelfde fam. behorende bomen geleverd, nl. door Sideroxylon resinifera Ducke en S. cyrtobotryum Miq., de eerste weinig overvloedig, doch van goede kwaliteit, de tweede in geringe hoeveelheid en van slechte kwaliteit.
Aanvankelijk won men de balata door de boom te kappen of te ringen; aan deze roofbouw kwam in 1892 in Suriname een einde door een balataverordening. De wijze van tappen werd daarbij voorgeschreven. Men maakt over het takloze deel van de stam zigzag verlopende insnijdingen, waarbij de boom met ladders of klimsporen beklommen wordt; doch ook deze wijze van tappen is nadelig voor de boom, waarvan niet, zoals bij de guttapercha leverende bomen, het melksap uit de bladeren gewonnen kan worden. Na enige jaren rust, waarin de wonden zich geheel gesloten moeten hebben, kan men de boom, die per keer hoogstens 3-6 kg melksap kan leveren, weer aantappen. Het melksap wordt in petroleumblikken opgevangen en naar het kamp gebracht, waar men het gedurende 3 dagen laat gisten; dan doet men de melk in ondiepe bakken, van latwerk gemaakt en met klei gedicht en laat die zoveel mogelijk in de zon drogen. Na 1 of 2 dagen is er een vel, een zgn. sheet, van 0,5 cm dikte ontstaan, dat men ophangt om geheel te drogen, terwijl zich in de bak nieuwe sheets vormen. Elders kookt men het melksap in de blikken op en krijgt dan zgn. blokbalata, die van minder kwaliteit is.
TABEL I SAMENSTELLING VAN SHEET- EN BLOKBALATA
Sheetbalata in
pct Blokbalata in
pct
Guttakoolwaterstof 41,9 32,4
Acetonextract (hars) 39,6 34,7
Vochtgehalte 3,1 22,4
Vuilgehalte 15,4 10,5
Minerale bestanddelen 2,1 0,6
De kwaliteit van de balata hangt af van het gehalte aan guttakoolwaterstof, dat is dezelfde koolwaterstof, welke in de guttapercha voorkomt.
Fysisch-mechanisch onderscheidt balata zich van rubber door een kleinere trekvastheid en een geringere elasticiteit (terugvering), dus een grotere plasticiteit. Bij hogere temperatuur wordt de balata week (thermoplasticiteit) als gevolg van het smelten van de guttakoolwaterstof.
Balata vindt toepassing bij de fabricage van zgn. balata drijfriemen, dat zijn canvasdrijfriemen, welke geïmpregneerd zijn en geplakt met behulp van balata. Ook wordt balata na ontharsing en zuivering gebruikt voor de fabricage van de covers van golfballen en als isolatiemateriaal voor onderzeekabels.
De balatamelk, die als room smaakt, wordt wel gedronken, maar gelijktijdig gebruik van alkohol is niet ongevaarlijk, daar ze dan in de maag stolt, wat tot ernstige constipatie en in sommige gevallen tot de dood kan leiden.
Bovendien levert de boom het balata- of bolletriehout, dat in Nederland ook paardevleeshout genoemd wordt. Het hout is zeer zwaar tot buitengewoon zwaar, zeer hard, heeft een grijsachtig tot roodachtig geelbruin spint en een bruinrood tot donker purperbruin kernhout. In vers gekapte toestand heeft het kernhout een levendige, rode vleeskleur (vandaar de naam paardevleeshout, in Engeland beefwood, met welke naam echter ook wel enige andere houtsoorten aangeduid worden). S.G. 0,96-1,09. Groeiringen weinig opvallend, soms vrij duidelijk; houtvaten merendeels in radiaal geplaatste rijtjes van 2-6, meestal 2-3, ongeveer 10-20 per mm, 100-160 μ wijd. In de vaten van het kernhout vaak dikwandige thyllen.
Mergstralen ca 13-14 per mm, in twee soorten, smalle en brede. Houtparenchym soms aan de houtvaten grenzend, overigens als smalle, vaak golvend of zigzag verlopende bandjes. Het hout is zeer sterk, zeer duurzaam en laat zich goed verwerken; gebruik als bouwhout, voor biljarts, strijkstokken, hengels enz. Het is niet geheel bestendig tegen paalworm en dus niet geschikt voor constructies onder zeewater. Het komt in Suriname overvloedig en in grote afmetingen voor; er bestaat echter een kapverbod in verband met het feit dat de boom balata levert, waarvan de winning een belangrijk middel van bestaan voor de bevolking vormt.
DR A. KLEINHOONTE
Lit.: J. Sack, De balata-industrie in Suriname (Paramaribo z.j.); F. Clouth. Gummi, Guttapercha und B. Ihr Ursprung und Vorkommen, Gewinnung, Verbreitung und Verwendung (Leipzig 1899); J. Brant.
India rubber, Guttapercha and B. (London 1900); J. Ph. Pfeiffer, De houtsoorten van Suriname, dl I (1926); A. W. K. de Jong, Getahpertja en b., in Chem. Wkbl., dl 28 (1931); C. van de Koppel, Plantaard, grondst. uit Brazilië en parallellen met Suriname en Ned.-Indië, VI b, Rubber, b. en guttapercha van het Amazonegebied, Ber.
Afd. Handelsmus, v. h. Kol. Inst., Nr 182 (1942).