Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boleslaw (piasten)

betekenis & definitie

naam van een aantal vorsten en koningen van Polen uit het huis der Piasten.

Boleslaw I

bijgenaamd Chrobry (de Dappere) regeerde 992-1025. Hij was de zoon van vorst Mieszko en van diens Tsjechische vrouw Dobrava, door wier invloed het Christendom in Polen was geïntroduceerd. Hij was een geboren krijgsman en wist het aanvankelijk kleine Polen tot een macht van betekenis te verheffen. Hij veroverde in 996 Pommeren en nam van Boleslav II van Bohemen een deel van Silezië af (999). Met keizer Otto III stond hij in goede verhouding; deze stichtte in het jaar 1000 het aartsbisdom Gniezno (Gnesen) en gaf daarmee aan Polen zijn kerkelijke zelfstandigheid. Met Otto’s opvolger Hendrik II voerde Boleslaw echter een reeks van oorlogen, waarbij hij ten slotte (1018) de Lausitzen behield, zij het onder Duitse opperleenheerschappij.

Van de landen der Boheemse kroon verwierf Boleslaw Chrobry Moravië en behield het tot zijn dood; korte tijd (1003-1004) heerste hij ook over Bohemen, welks vorst Boleslav III hij gevangen genomen had. Weldra werd hij hier echter verdreven door Hendrik II, die Jaromír, broeder van Boleslav III op de troon hielp. Na 1018 greep Boleslaw in bij de strijd tussen de Russische vorsten Jaroslaw en Swjatopolk. Hij steunde de laatste, die zijn schoonzoon was, en bezette tijdelijk Kiew, maar moest dit weldra ontruimen en Swjatopolk sneuvelde kort daarna (1019). Niettemin beheerste hij bij het einde van zijn leven een groot Slavisch rijk van de Elbe tot de Boeg en van de Oostzee tot de Donau. Hij liet zich toen ook met toestemming van de paus tot koning kronen.

Boleslaw II

bijgenaamd Smialy (de Stoute), was de zoon van Casimir I, regeerde 1058-1079 en trachtte de Poolse machtspositie, die sinds de dood van Boleslaw I erg verzwakt was, weer te herstellen. Zijn politiek lijkt op die van zijn naamgenoot: hij wist Polen opnieuw onafhankelijk te maken van het Duitse rijk en greep ook in de Russische zaken in door in Kiew Izjaslaw op de troon te helpen. Tegenover keizer Hendrik IV stond hij vijandig en van paus Gregorius VII kreeg hij in 1076 de koningskroon. Naar uitbreiding in westelijke richting streefde hij minder; daarentegen trachtte hij invloed te oefenen in Hongarije, waar hij de anti-keizerlijk gezinde Béla I steunde bij zijn strijd om de troon. Hartstochtelijk van aard liet hij om redenen, die niet geheel opgehelderd zijn, bisschop Stanislav van Krakau vermoorden (1079). Toen brak een hevige adellijke oppositie los en Boleslaw II, in de ban gedaan, moest vluchten. In 1081 is hij in ballingschap gestorven, vermoedelijk in een klooster in Karinthië.

Boleslaw III

bijgenaamd Krzywousty (Scheefmond), zoon van Wladislaw I, de jongere broer en opvolger van Boleslaw II, regeerde van 1102-1139 en voerde de eerste jaren strijd met zijn natuurlijke halfbroeder Zbigniew, die de steun kreeg van keizer Hendrik V. Maar het keizerlijke leger leed nederlagen in Silezië en Zbigniew werd gevangen en op last van zijn broeder blind gemaakt (1109). Boleslaw streed verder lange tijd tegen de hertog van Pommeren, die hij wel onderwierp, maar ten slotte moest hij (1135) voor Pommeren leenhulde aan de keizer doen. Hij bevorderde de kerstening van Pommeren door zijn vroegere leermeester, bisschop Otto van Bamberg. Bij zijn testament verdeelde hij Polen in vier hertogdommen onder zijn vier zonen; zo hoopte hij twisten te voorkomen. Om de eenheid van het rijk te redden bepaalde hij bij de senioraatswet, dat de oudste steeds Krakau zou bezitten en de titel van groothertog zou voeren.

Boleslaw IV

bijgenaamd Kedzierzawy (Krulkop), zoon van de vorige, was eerst hertog van Mazovië, maar verdreef zijn oudste broeder Wladislaw II en werd groothertog (1146-1173). Wladislaw riep de hulp in van de Duitse keizer Koenraad III. Deze kreeg Boleslaw nog niet klein, doch Frederik Barbarossa slaagde er in 1157 in Boleslaw tot leenhulde en schatting te dwingen en na een tweede veldtocht van Frederik moest Boleslaw Silezië grotendeels afstaan aan de zonen van de gestorven Wladislaw.

Boleslaw V

bijgenaamd Wstydliwy (de Kuise), zoon van Leszek de Witte, regeerde van 1227-1279. Tijdens zijn minderjarigheid streden zijn oom Koenraad van Mazovië en Hendrik de Gebaarde van Silezië om het regentschap. Na de dood van de eerste werd hij groothertog (1243) zonder echter veel macht te kunnen uitoefenen. Het senioraat had zijn betekenis vrijwel verloren; ook was de Poolse szlachta (adel) machtig geworden. Tegen Litauen streed Boleslaw vrij gelukkig 1264 en 1266), minder gelukkig tegen de Tataren (1259).

PROF. DR TH. J. G. LOCHER

< >