(Duits: Gnesen), Poolse stad, op 520 35' N.Br. en 170 34' O.L. v. Gr., in de provincie Poznan (Posen) tussen heuvels en meren aan de Wrzesnia en aan de spoorlijn Poznan-Toroen (Thorn), telt (1939) 32 985 inw.
Behalve een Protestantse kerk vindt men er verschillende R.K. kerken, w.o. de in 965 gestichte dom met het prachtige door Rauch gemodeleerde grafmonument van de heilige Adalbert. De stad heeft een aartsbisschoppelijk paleis en een seminarium. Er is machine-, suiker- en lederindustrie, brouwerijen en destilleerderijen, linnenweverijen en kledingindustrie. Men houdt Gniezno voor de oudste stad van Polen; volgens de sage werd zij in 550 door koning Lech gesticht; in 990 was St Adalbert er bisschop.
In de middeleeuwen was zij geruime tijd de residentie van de kortingen en tot 1320 de plaats, waar de plechtigheid der kroning plaats had. Sedert het jaar 1000 is zij de zetel van een aartsbisschop, die als de eerste (primas sedert 1416) op de Rijksdag bij ontstentenis van de koning (sedert 1572) met het rijksbestuur werd belast. Ook onder de Pruisische heerschappij voerde hij de titel van aartsbisschop van Gnesen en Posen, hoewel hij meestal te Posen verblijf hield. Sedert 1821 bestond er nl. een personele unie met het nieuw opgerichte aartsbisdom Posen.
De residentie werd toen Posen. Als suffragaan-bisdom behoorde er toe Kulm. Door de apostolische constitutie „Vixdum Poloniae” van Apr. 1925 is het aartsdiocees Gniezno een van de vijf Poolse kerkelijke provincies geworden met Kulm en Wloclawek als suffragaanbisdommen.Lit.: A. Warschauer, Gesch. d. Stadt Gnesen (Posen 1918).