Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boerenleenbanken

betekenis & definitie

zijn banken, welke zich bezighouden met de voorziening van de credietbehoeften van de landbouw. Zij verschaffen zowel kort crediet als crediet op langere termijn.

Aan de creditzijde van het bedrijf gedraagt dit zich èn als deposito- èn als spaarbank.Boerenleenbanken zijn in Nederland ontstaan op het einde van de grote agrarische depressie, die als gevolg van de enorme vlucht van de Amerikaanse graanexport West-Europa geteisterd heeft (ca 1880-’95). In bedoelde depressiejaren openbaarde zich op zeer pijnlijke wijze de afhankelijkheid van vele landbouwers van hun geldschieters. In het algemeen hebben deze depressiejaren een grote stoot gegeven tot het ontstaan van landbouworganisaties. Ook de boerenleenbanken zijn organen van landbouwers voor landbouwers. Veelal hebben zij de rechtsvorm van coöperatieve verenigingen, soms die van zedelijk lichaam.

Het voorbeeld voor dit type banken is geleverd door Duitsland, waar F. W. Raiffeisen (1818-1888) uit menslievende overwegingen de stoot gaf tot het oprichten van „Darlehnsvereine”.

Boerenleenbanken zijn voor de landbouw van groot nut. Doordat zij niet op winst uit zijn, en een vorm van onderlinge hulp van een kleine kring van mensen, die elkaar en elkaars bedrijf ter dege kennen, zijn, kunnen zij haar taak goedkoop verrichten en crediet verlenen, waar zulks voor het speculatieve bankbedrijf niet mogelijk is.

Een moeilijkheid bij de boerenleenbanken, die zich meestal in haar werkterrein beperken tot een of althans weinige dorpen, is, dat vrijwel gelijktijdig zich bij alle leden behoefte aan liquide middelen openbaart, en eveneens vrijwel gelijktijdig zich een overschot aan braakliggende middelen voordoet.

Enigermate is een compensatie van overschotten en behoeften bereikt doordat alle plaatselijke boerenleenbanken aangesloten zijn hetzij bij de Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, hetzij bij de Centrale Raiffeisenbank te Utrecht. (Beide opgericht in 1898). Erg ver reikt deze nivellering echter niet, zodat in de stille tijd geldmiddelen op de geldmarkt moeten worden belegd, in andere tijden daaraan weer moeten worden onttrokken en zelfs een verder reikend beroep op deze markt nodig kan zijn.

Lit.: M. Tardy, Les systèmes de crédit agricole et d’assurances agricoles, Soc. des Nations (1938).

AANGESLOTEN BANKEN (PER 31 DEC. 1947) BIJ DE

Coöp. Centrale

Raiffeisen Bank Coöp. Centrale Boerenleenbank

Groningen 70 -

Friesland 102 7

Drente 56 7

Overijsel 48 46

Gelderland 105 74

Utrecht 39 8

Noord-Holland 118 29

Zuid-Holland 116 32

Zeeland 18 11

Noord-Brabant 58 208

Limburg 1 159

Totaal 731 581

In België werd het Raiffeisenstelsel toegepast door de Spaar- en Leenkassen, waarvan de werking kan worden vergeleken met die der Boerenleenbanken in Nederland. Tot grondslag dienen de principes van Raiffeisen, aangepast aan de Belgische wetgeving. In het kader van de beschikkingen aangaande de „private spaarkassen en de ondernemingen, andere dan depositobanken, die gelddeposito’s aanvaarden” (K.B. no 42 van 15 Dec. 1934), werd een model van standregelen uitgevaardigd voor de Raiffeisenkassen aangesloten bij de Middenkredietkas van de Belgische Boerenbond.

De Belgische Spaar- en Leenkassen zijn samenwerkende vennootschappen, met een kapitaal van minstens 350 fr., verdeeld in aandelen van 50 fr. De leden zijn hoofdelijk verantwoordelijk voor al de verbintenissen van de vennootschap, doch deze aansprakelijkheid is beperkt tot 100 fr. per aandeel. De Raiffeisenkassen hebben een locaal karakter, en haar werkgebied is in de regel niet groter dan een gemeente; de bestuursleden zijn onbezoldigd, op de kassier na. De Belgische wetgeving eist, dat elke samenwerkende vennootschap winstbejag — althans in de rechtskundige betekenis van het woord — tot grondslag moet hebben. Aan dit wettelijk vereiste wordt voldaan, maar de maatschappelijke aandelen en de als winst uit te keren bedragen zijn zo gering, dat ze geen betekenis meer hebben.

Zoals de naam te kennen geeft, aanvaarden de Spaar- en Leenkassen enerzijds spaargeld en bezorgen zij anderzijds crediet aan haar leden. De verrichtingen gebeuren door tussenkomst van de kassier, die ter plaatse ter beschikking staat van de spaarders. De leningen door de Spaar- en Leenkassen toegestaan geschieden doorgaans tegen persoonlijke borgtocht, d.w.z., dat een of meer solvabele personen de verbintenissen van de lener waarborgen. De schuldbekentenis wordt opgemaakt bij onderhandse akte, zonder andere onkosten dan het formaatzegel. De rente is zeer laag gesteld.

Deze Spaar- en Leenkassen moeten zich aansluiten bij een centrale kas, die tevens zorg draagt voor een degelijke contrôle. De eerste Spaar- en Leenkas werd opgericht te Rillaar in 1892 door toedoen van Kan. Mellaerts, die, samen met Schollaert en Helleputte, pas de Belgische Boerenbond had opgericht. De Centrale Kas voor Landbouwkrediet, die sinds 1935 de Middenkredietkas van de Boerenbond vervangt, is verreweg de belangrijkste der centrale kassen, die in België bestaan (zie Boerenbond, Belgische).

Een vijftal andere provinciale middenkassen, welke vroeger tamelijk bedrijvig waren, hebben sinds verscheiden jaren opgehouden werkzaam te zijn op het gebied van het spaar- en credietwezen voor de landbouw.

Om de wille van de internationale verwikkelingen, die alle toevoer van nieuw spaargeld afsneden, werd in 1938 besloten dat elke Raiffeisenkas niet meer kon uitlenen dan het bedrag van het eigen spaargeld. Slechts in 1945 werd deze maatregel weer ingetrokken. De Centrale Kas voor

Landbouwkrediet aanvaardt eveneens termijnbeleggingen. De aangesloten Raiffeisenkassen doen dit niet, omdat dit bedrijf voor deze te ingewikkeld is. De Centrale Kas voor Landbouwkrediet heeft eveneens een dienst ingericht voor leningen met hypotheekwaarborg. Deze worden toegestaan wanneer geen leningen met borgtocht kunnen plaats hebben. Verder is de Centrale Kas voor Landbouwkrediet door de wetgeving op de private spaarkassen er toe verplicht, een belangrijk gedeelte van haar deposito’s in Overheidspapier te beleggen.

PROF. DR G. EYSKENS

< >