Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boedelscheiding

betekenis & definitie

is de verdeling van een gemene boedel tussen de verschillende gerechtigden.

Het Nederlandse B.W. regelt de boedelscheiding (artt. 1112 en volg. van het B.W.) in verband met het erfrecht, maar verklaart die regeling ook toepasselijk op andere gemeenschappen dan de nalatenschap, met name op de huwelijksgemeenschap (art. 183 B.W.), op alle zaken, welke aan meer dan één persoon toebehoren (art. 628 B.W.), op hefvermogen van een maatschap of vennootschap (art. 1689 B.W.). Niettemin zijn verschillende bepalingen alleen geschreven voor de verdeling van een nalatenschap. Reeds in het oudste Romeinse recht gold het beginsel nemo invitus in communione (zie Cod. Just. 3, 37, 5) en de uit de wet van de XII Tafelen stammende actio familiae erciscundae bewerkte de verdeling van de nalatenschap tussen mede-erfgenamen (coheredes), terwijl de actio de communi dividundo diende voor andere vormen van mede-eigendom. Ook de Ned. wet stelt als hoofdregel voorop, dat niemand genoodzaakt is in een onverdeelde boedel te blijven. De boedelscheiding kan, niettegenstaande enig daarmede strijdig verbod, te allen tijde worden gevorderd. Een in het testament van een erflater voorkomende beschikking, waarbij aan de erfgenamen het recht om scheiding te vorderen wordt ontzegd, is dus krachteloos.

Mochten een of meer der erfgenamen de boedelscheiding willen verijdelen door bij de scheidingswerkzaamheden afwezig te blijven, zo voorziet de Arrondissements-Rechtbank daarin door de benoeming van een onzijdige persoon, ten einde als bewindvoerder zodanige erfgenamen bij de boedelscheiding te vertegenwoordigen en hetgeen zij ontvangen te beheren.

Indien alle erfgenamen het vrije beheer over hun goederen hebben en tegenwoordig zijn, kan de boedelscheiding plaats hebben op de wijze als zij goedvinden; een schriftelijk stuk is dan niet vereist. Indien in der minne geen boedelscheiding verkregen wordt, kan voor de rechtbank van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen, de rechtsvordering tot boedelscheiding worden ingesteld (zie artt. 695 en w. W.v.B.Rv.). Het vonnis waarbij de boedelscheiding wordt bevolen, zal de benoeming van een notaris inhouden, indien belanghebbenden zich over de keuze van de notaris niet kunnen verstaan. Bevinden zich onder de erfgenamen minderjarigen, onder curatele gestelden of afwezigen, dan schrijft de wet bepaalde formaliteiten voor, die op straffe van nietigheid moeten worden nageleefd. De scheiding wordt dan verleden bij notariële acte.

Regel is, dat, nadat alles geïnventariseerd is en ieders aandeel is bepaald, aan iedere erfgenaam een deel der goederen wordt toegewezen. Kunnen de deelgenoten het niet in onderling goedvinden eens worden, welke goederen ieder zal krijgen, dan worden er zovele kavelingen gemaakt als er erfgenamen zijn en bepaalt het lot de toedeling der kavelingen.

In tegenstelling tot het Romeinse recht draagt de boedelscheiding geen eigendom over, maar wijst zij aan in welke goederen ieder der erfgenamen geacht wordt onmiddellijk na het overlijden van de erflater opgevolgd te zijn. Vaak wordt dit aldus uitgedrukt: de scheiding kent geen eigendom toe (is niet „attributif de propriété”), maar wijst aan uit welke goederen ieders erfdeel bestaat (is „déclaratif de propriété”) (zie art. 883 Code Civil en art. 1129 B.W.).

Vernietiging van de eenmaal tot stand gekomen boedelscheiding kan gedurende 3 jaren daarna worden gevorderd op grond van dwang, bedrog door een of meer der deelgenoten gepleegd, of benadeling, meer dan een vierde gedeelte bedragende.

PROF. MR H. R. HOETINK

Lit.: Asser-Meyers, Erfrecht, 4de dr. (1941), blz. 305-391.

Belgie.

Aangezien de boedel een universaliteit van goederen en schulden vormt, zal de boedelverdeling als gevolg na zich slepen, dat de rechtverkrijgende niet enkel zijn aandeel in de activa zal ontvangen, maar ook een aandeel in de passiva zal hebben te dragen. Het belangrijkste geval van boedelverdeling doet zich voor, na erfopvolging, wanneer de boedel van de overledene aan verschillende erfopvolgers toevalt. Dezen zijn dan in onverdeeldheid, maar zij hebben het recht om uit onverdeeldheid te treden, door een verdeling. Het Belgisch recht laat nochtans toe, dat, bij overeenkomst, de onverdeeldheid kan worden behouden, voor een termijn van maximum vijf jaar. Zulke overeenkomst mag hernieuwd worden.

De verdeling van een nalatenschap mag op een minnelijke wijze geschieden, indien alle erfopvolgers meerderjarig zijn, meester van hun rechten en in de verdeling toestemmen. Bij onenigheid wordt een vordering tot verdeling ingediend voor de rechtbank. Indien er onder de erfopvolgers minderjarigen zijn, is, overeenkomstig de wet van 12 Juni 1816 de tussenkomst van een notaris vereist, die tot de verdeling zal overgaan ten overstaan van de vrederechter, in aanwezigheid van voogd en toeziende voogd.

De schuldeisers van een deelhebber kunnen, om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun rechten zou geschieden, zich er tegen verzetten, dat de verdeling buiten hun aanwezigheid gedaan wordt.

Naar Belgisch recht heeft de verdeling een declaratief retroactief gevolg, d.w.z. dat iedere deelhebber geacht wordt, zijn kavel te ontvangen alsof er geen onverdeeldheid had bestaan; hij wordt geacht nooit enig recht te hebben gehad op de goederen, die in de kavel van de andere deelhebbers worden gelegd. Dit declaratief gevolg brengt mede, dat een hypotheek, toegestaan op een onverdeeld aandeel in een onroerend goed, slechts dan behouden blijft na verdeling, indien het onroerend goed toevalt aan degene die de hypotheek heeft toegestaan. In de andere gevallen vervalt de hypotheek.

Ten slotte is er inzake verdeling een verbintenis van vrijwaring, zodat iedere deelhebber persoonlijk gehouden is, naar evenredigheid van zijn aandeel, zijn deelgenoot schadeloos te stellen voor het verlies, dat de uitwinning hem zou veroorzaken. Deze beschikking is te verklaren, door het beginsel van gelijkheid, dat de verdeling beheerst. Hetzelfde beginsel verklaart, dat de nietigheid van de verdeling kan gevorderd worden, wegens benadeling van meer dan één vierde, m.a.w. de deelhebber die niet ten minste de drie-vierden van zijn aandeel zou hebben ontvangen, heeft het recht de nietigheid van de verdeling te vorderen wegens benadeling.

PROF. DR F. VAN GOETHEM

Lit.: A. Kluyskcns, De erfenissen, 3de dr. (Antwerpen 1944), blz. 170 e.v.; F. van Goethem, De erfenissen (Leuven 1946), blz. 101 e.v.; H. De Page - R. Dekkers, Traité élémentaire de Droit civil beige, T. IX, Les successions (Bruxelles 1946), blz. 731 e.v.