Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bewindvoerders

betekenis & definitie

zou men kunnen noemen alle personen, belast met het beheer over de goederen van een ander. Dit beheer kan voortvloeien 'uit de ouderlijke macht of verbonden zijn aan de betrekking van voogd of curator of kan ook het gevolg zijn van een overeenkomst van lastgeving, zodat men in algemene zin voogden, curators en lasthebbers onder de naam bewindvoerders zou kunnen begrijpen.

In Nederland gebruikt de wet echter die naam niet in een zo ruime zin, maar spreekt van bewindvoerders alleen in enige bepaalde gevallen, waarin iemand tot het beheer van eens anders goederen wordt geroepen, hetzij krachtens rechterlijke beschikking, hetzij volgens de wil van een erflater of schenker.Een geval, waarin krachtens rechterlijke beschikking een bewindvoerder wordt benoemd, is bijv. dat van afwezigheid.

Een andere bewindvoerder, door de rechter benoemd, is de provisionele bewindvoerder in verband met een verzoek tot onder-curatele-stelling (art. 495 B.W.). Er verloopt dikwijls tussen zulk een verzoek en de benoeming van een curator een geruime tijd, èn door de vele formaliteiten, die de wet eist, èn ten gevolge van verzet van de persoon, wiens curatele wordt gevraagd. Acht de Rechtbank het nodig, dat inmiddels voor de persoon en de goederen worde zorg gedragen, dan kan zij daartoe een provisionele bewindvoerder benoemen, wiens rechten en plichten de wet niet nader omschrijft.

Ook over een verpleegde in een krankzinnigengesticht, wiens onder-curatele-stelling niet nodig wordt geacht, althans niet wordt verzocht, wordt door de Rechtbank, indien het noodzakelijk is, om in het geheel of gedeeltelijk beheer van zijn goederen of in de waarneming van zijn belangen, in welk opzicht ook, te voorzien, een provisionele bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder kan geen andere daden dan van zuiver beheer verrichten (dus de goederen niet verkopen), tenzij op machtiging van de kantonrechter. Wordt de verpleegde als hersteld uit het gesticht ontslagen, dan houdt terstond de bevoegdheid van deze bewindvoerder op (Wet tot regeling van het staatstoezicht op krankzinnigen van 27 Apr. 1884, Stbl. 96, art. 33).

Hierboven werd gezegd, dat een bewindvoerder behalve door de rechter kan worden benoemd volgens de wil van een erflater of schenker. Vanouds kwam het veelvuldig voor, dat iemand zijn vermogen geheel of gedeeltelijk aan een ander wilde nalaten, maar deze tot het beheer over de goederen niet geschikt achtte of hem dit om de een of andere reden niet toe vertrouwde. Daarom veroorlooft de wet in art. 1066 B.W. de erflater bij uiterste wil of bij een bijzondere notariële akte een of meer bewindvoerders aan te stellen, ten einde de goederen, aan zijn erfgenamen of legatarissen nagelaten, gedurende hun leven of gedurende een bepaalde tijd, binnen hun leven, te beheren. Echter mogen zulke bewindvoerders niet worden aangesteld over dat deel der nalatenschap, dat de wet aan bepaalde bloedverwanten toekent en waarover ze de erflater verbiedt te beschikken (wettelijk erfdeel of legitieme portie). De hierbedoelde bewindvoerders moeten niet verward worden met de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen (executeurs-testamentair), wier beheer slechts van zeer tijdelijke aard is, terwijl het beheer der bewindvoerders meestal over een groot aantal jaren loopt. De erflater zal dan ook dikwijls, voor het geval dat de bewindvoerder gedurende het beheer mocht sterven, een ander aanwijzen om hem op te volgen; heeft hij dit niet gedaan, dan wordt daarin door de Rechtbank voorzien. Ook zal de erflater gewoonlijk de beloning van de bewindvoerder regelen; heeft hij hierover niets bepaald, dan neemt de rechtspraak aan, hoewel de wet hierover zwijgt, dat de testamentaire bewindvoerder aanspraak heeft op hetzelfde loon als andere bewindvoerders.

De bewindvoerder heeft de plicht en het recht om de onder bewind gestelde goederen naar behoren te beheren. Verkopen zal hieronder in de regel niet vallen; men neemt echter aan dat, met medewerking van de eigenaar de bewindvoerder tot verkoop en levering bekwaam is. Ofschoon de wet niet uitdrukkelijk de bewindvoerder de verplichting oplegt een boedelbeschrijving op te maken en geregeld rekening en verantwoording af te leggen van zijn beheer, moet dit niettemin worden aanvaard. De wettelijke regeling van de verplichtingen en de bevoegdheden van de testamentaire bewindvoerder is zeer onvolledig en laat vele vragen open die beantwoord moeten worden door analoge toepassing van overeenkomstige wetsbepalingen en door na te gaan wat door het doel der instelling wordt gevorderd. Uit dit doel is o.m. af te leiden dat de onder beheer gestelde goederen niet aansprakelijk zijn voor de schulden van de erfgenaam of legataris, ze vallen niet in zijn faillissement; hoofddoel van het bewind is immers aan de erfgenaam of legataris de bevoegdheid te ontnemen de goederen onder bewind te vervreemden of te bezwaren. Behalve de hier vermelde bepalingen over bewindvoerders, spreekt ons B.W. nog afzonderlijk van:

1. bewindvoerders over in vruchtgebruik gegeven goederen (die worden aangesteld, hetzij omdat dit bij het Vestigen van het vruchtgebruik is bepaald, hetzij omdat de vruchtgebruiker en ook de bloot-eigenaar zijn verplichting tot zekerheidstelling niet is nagekomen (art. 832 vlgg. B.W.);
2. bewindvoerders over goederen, nagelaten bij een erfstelling over de hand of fideicommis (art. 1025 vlgg. B.W.);
3. bewindvoerders over goederen, geschonken of gemaakt aan een minderjarige of onder curatele gestelde, ingeval de schenker of erflater wenst, dat de vader, voogd of curator die niet zal beheren (art. 362, 443, 506 B.W.);
4. bewindvoerders, door de Rechtbank benoemd om erfgenamen, die onwillig zijn mede te werken tot de boedelscheiding, als onzijdige personen te vertegenwoordigen (art. 1117 B.W.). (Over de bewindvoerders bij Surséance van betaling: zie surséance van betaling).

PROF. MR H. R. HOETINK

Lit.: Asser-Scholten, Familierecht, 8ste dr. (1947); AsserMeyers, Erfrecht, 4de dr., blz. 433-446 (1941); KlaassenEggens, Huwelijksgoederen- en Erfrecht, 6de dr. (1938).

In het BELGISCH recht komt de uitdrukking bewindvoerder minder vaak voor dan in de Nederlandse wetgeving. Gedurende het huwelijk is de vader bewindvoerder over de persoonlijke goederen van zijn minderjarige kinderen (389, al. 1).

Tijdens de procedure tot ontzetting van een meerderjarige, die zich in een gewone staat van onnozelheid, krankzinnigheid of razernij bevindt, kan de rechtbank, zo daartoe aanleiding bestaat, een voorlopige bewindvoerder aanstellen, die voor de persoon en de goederen van de verweerder moet zorgen (art. 497 B.W.). Insgelijks wordt door de rechtbank over een opgesloten krankzinnige, die niet uit zijn rechten werd ontzet, een voorlopige bewindvoerder benoemd, waarvan de bevoegdheden door art. 31 van de wet van 28 Dec. 1873 zijn geregeld. In principe zal deze bewindvoerder slechts daden van louter beheer kunnen verrichten, terwijl hij voor daden van groter belang de machtiging van de familieraad, en soms die van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg nodig heeft. Indien de rechtbank geen voorlopige bewindvoerder over de opgesloten maar nietgeïnterdiceerde krankzinnige heeft aangesteld, wordt deze functie van rechtswege waargenomen door een lid der beheercommissie van het gesticht, waarin de opsluiting heeft plaats gehad.

Een bewindvoerder kan overigens, volgens het B.W. van 1804, niet door de erflater worden benoemd, om na zijn overlijden een tijdlang de door hem gelegateerde goederen te beheren. De erflater kan slechts gedurende een jaar het beheer der roerende goederen van zijn nalatenschap aan een testament-uitvoerder toevertrouwen, maar niet langer saisine over die goederen aan zijn wettige erfgenamen onthouden.

< >