atmosferische, noemt men de grote lijnen der luchtbeweging in de atmosfeer, dus niet zozeer de wind in zijn van plaats tot plaats en van tijd tot tijd soms grillige veranderlijkheid, maar de algemene, gemiddelde of overheersende luchtstromingen. Deze luchtstromingen zijn overwegend horizontaal, maar toch vinden in bepaalde gebieden ook merkbare — zij het langzame — stijgende en dalende bewegingen plaats.
Wat het horizontale patroon der luchtcirculatie betreft overweegt in de dampkring het transport van O. naar W. (passaten) of van W. naar O. (gordels van westenwinden; vergelijk de brave westenwinden). Daarnaast vindt op een veelal minder regelmatige manier ook uitwisseling van lucht tussen hogere en lagere breedten plaats, zowel tussen de equatoriale streken en de streken van gematigde breedten (40°~55° N.Br. of Z.Br.) als tussen de poolstreken en deze gematigde breedten.
Wat de langzame verticale bewegingen betreft: stijgende bewegingen tredén met name op in de equatoriale gordel tussen de passaatgordels en in de gordels of gebieden van (gemiddeld) lage druk op hogere breedten, langzaam dalende bewegingen vooral in de subtropische hogedrukgordels of -cellen en ook wel boven de poolgebieden. Deze verticale bewegingen vormen de schakels tussen de luchtstromingen op de verschillende niveau’s in de dampkring. (Verder z luchtcirculatie, algemene).
DR P. GROEN.