Behalve haemoglobine (zie bloed, dierkunde en bloedkleurstof, geneeskunde) komen bij Invertebraten andere zuurstofoverdragende bloedpigmenten voor. Zij zijn alle (evenals haemoglobine) eiwitten.
Chloorcruorine (in geconcentreerde oplossing rood, in verdunde groen) is na verwant met haemoglobine en bestaat uit een eiwit (globine) en een kleurstofgroep chloorcruorohaem, die in structuur slechts weinig verschilt van het protohaem van haemoglobine. Evenals bij haemoglobine wordt per atoom Fe één molecule O2 gebonden. Het chloorcruorine komt voor bij verschillende groepen der wormen. Het is steeds opgelost en nooit in bloedlichaampjes aanwezig. Het moleculairgewicht bedraagt 2.000.000 (Svedberg). Uitvoerig chemisch onderzocht werd het bij de worm Spirographis Spallanzani.
Haemerythrine is in geoxydeerde toestand roodachtig, in gereduceerde kleurloos. Het bevat ijzer maar niet in de vorm van haem. Per 3 atomen ijzer wordt 1 molecule O2 gebonden. Dit pigment werd tot dusverre slechts gevonden bij één bepaalde familie der Wormen, nl. de Sipunculoiden en wel steeds in bloedlichaampjes. In tegenstelling tot Hb verbindt het zich niet met CO.
Haemocyanine (Hcy) is na Hb de meest voorkomende bloedkleurstof. Het komt steeds in opgeloste toestand, nooit in bloedlichaampjes voor en wel bij de decapode Crustacea, bij vrijwel alle Mollusken met uitzondering der Lamellibranchiaten (mosselachtigen), bij de schorpioenen en bij Limulus (tussenvorm tussen Arthropoden en Spinachtigen). Het is in geoxydeerde toestand blauw, in gereduceerde nagenoeg kleurloos. Het bevat koper (geen ijzer). Hoe dit Cu in het haemocyanine gebonden is, is nog niet zeker bekend. Een component vergelijkbaar met haem en bestaande uit pyrrolkemen schijnt niet aanwezig te zijn.
Het moleculairgewicht varieert bij diverse diersoorten en wel van ongeveer 400.000 tot 10.000.000. Daar het percentage koper van het Hcy slechts gering is (0,18-0,26 pct) en per 2 atomen Cu 1 molecule O2 gebonden wordt, is het bindingsvermogen van Hcy voor zuurstof veel geringer dan dat van Hb. Daar bovendien de concentratie van Hcy in het bloed geringer is dan die van Hb bij Vertebraten, is het zuurstofbindingsvermogen van bloed met Hcy veel geringer dan dat van Vertebratenbloed met Hb.
Al de genoemde bloedpigmenten vertonen dissociatiekrommen, als voor Hb werd aangegeven (zie bloed, dierkunde), welker verloop door zuurgraad, koolzuurgehalte, temperatuur en zouten sterk wordt beïnvloed.
DR H. J. VONK
Lit.: M. Florkin, L’Evolution biochimique (Liège 1947); W. v. Buddenbrock, Grundriss d. vergl. Physiol., Bd 2, 2. Aufl. (1939); A. G.
Redfield, The haemocyanins. Biol. Reviews 9 (1934); C. R. Dawson and M. F.
Mallette, The copper proteins. Advances in protein chemistry II, 179-241 (1945).