(1), regentschap van de residentie of afdeling Kediri in de provincie Oost-Java, met een oppervlakte van 1749 km2 en (1930) 589.416 inw. (d.i. 337 per km2), waarvan 1755 Europeanen, 581.596 Inheemsen, 5943 Chinezen en 122 andere Vreemde Oosterlingen. Er was hier veel koffiecultuur op erfpachtsondernemingen, hoewel ook tal van andere cultures daarnaast waren opgekomen, zoals suiker, rubber, coca, cassave en agave.
Omtrent de huidige toestand van het regentschap is niets bekend.Lit.: S. Kalff, Het landschap Blitar. Trop. Nederland 1929/’30.
(2), stadsgemeente in Oost-Java met (1930) 27.846 inw. (waarvan 673 Europeanen, 24.372 Inheemsen, 2746 Chinezen en 55 andere Vreemde Oosterlingen) aan de Z.W. voet van de Keloed (of Kloet) in het dal van de Boven-Brantas gelegen. Een deel der stad werd in 1919 door een hete modderstroom (lahar) van de Keloed verwoest, daarbij werden toen in en om Blitar ± 5500 slachtoffers gemaakt. Blitar had een niet onbelangrijke industrie van strootjes, die thuis werden vervaardigd; over de toestand van deze nijverheid en van andere welvaartsbronnen in de stad is thans (1948) niets bekend.
