Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Blauwzuurvergiftiging

betekenis & definitie

Blauwzuur (cyaan-waterstofzuur, HCN) is een uitermate giftige, kleurloze, zeer vluchtige vloeistof (kookpunt 26 gr. C.), waarvan de dampen (s.g. 0,94) opstijgen en gemakkelijk door fijne spleten van wanden heendringen.

De geur van de stof is die van bittere amandelolie, maar sommige mensen ruiken niets. Bij gebruik van blauwzuur als verdelgingsmiddel voor ongedierte, insecten, ratten, enz. worden daarom wel prikkelende stoffen toegevoegd. Cyclon A is de naam van een vloeibaar mengsel, bestaande uit cyaanmierenzure methyl- en aethylester met ca 10 pct chloormierenzure ester; cyclon B (kiezelgoer met HCN) is vast en wordt zonder of met een prikkelende stof (bijv. chloorkoolzure ester) in de handel gebracht.Blauwzuur komt in verschillende planten ten dele vrij los gebonden en ook als glucoside voor. Bittere amandelen (Prunus amygdalus) en eveneens o.a. perziken abrikozenpitten bevatten amygdaline, waaruit, na inwerking van een ferment, bittere amandelolie (identiek met het synthetische amanilzuurcarbonnitril) ontstaat, die, evenals laurierkersolie (uit Prunus Laurocerasus), tot 4 pct HCN bevat. Bittere amandel- en laurierkerswater bevatten 0,1 pct blauwzuur. HCN leveren verder de glucosiden linamarine (lijnzaad) en phaseolunatine, Kratokbonen (Phaseolus lunatus), en een glucoside uit Cassavewortelen (Manihot utilissima). Kratokbonen dienen langdurig geweekt en gekookt, gemalen Cassavewortelen (Cassavezetmeel, tapioca) grondig met water gewassen te worden, alvorens zij als voedingsmiddel bruikbaar zijn.

Toxicologisch hebben van de cyaanzouten vooral kaliumcyanide (cyaankalium, KCN) en natriumcyanide (NaCN) betekenis. Cyaniden worden in vochtige lucht door het koolzuur hiervan ontleed in HCN, dat ontwijkt, en kaliumcarbonaat (K2CO3). Hoe sterker de ontleding, des te geringer is de giftigheid. In de maag (zoutzuur) wordt uit cyaniden snel HCN vrijgemaakt en eveneens snel in het lichaam opgenomen. Kaliumferro- en ferricyanide (geel- en roodbloedloogzout) daarentegen geven in de maag zó weinig HCN af, dat zij als ongiftig gelden. Deze dubbelcyaniden zijn alleen toxisch bij gelijktijdige zuuropneming.

Blauwzuurvergiftiging is voorgekomen bij het cyaniseren van ruimten (schepen, fabrieken, woningen, enz.), waarbij gebruik wordt gemaakt van het genoemde cyclon of van cyanide en zuur, waaruit zich HCN ontwikkelt. Bij voldoende voorzorgen (gasmaskers) loopt het met het cyaniseren belaste personeel niet zozeer gevaar. Gezorgd dient echter, dat eerst de werkkleding, waarin, vooral wanneer zij vochtig is, gemakkelijk HCN blijft hangen, wordt uitgetrokken en dan pas het gasmasker afgezet, dat niet alleen de bewerkte, maar ook de belendende ruimten en woningen overvloedig worden doorgelucht vóór zij onbeschermd worden betreden en dat ook ontluisde bedden en kleren langdurig worden gelucht alvorens zij weer worden gebruikt. Laboratoriumvergiftigingen zijn ook enige malen waargenomen.

KCN en NaCN worden in de techniek o.a. gebruikt als hardings- en vooral oplosmiddelen voor metalen. Goud en zilver bijv. worden uit oplossingen langs galvanische weg op metalen voorwerpen neergeslagen.

De HCN-dampen, die uit de voor het vergulden en verzilveren gebruikte galvaniseerbaden ontwijken, hebben wel tot vergiftiging aanleiding gegeven.

Blauwzuur en cyaankalium zijn dikwijls voor zelfmoord gebruikt, vooral door artsen, apothekers, scheikundigen en arbeiders in goud- en zilverfabrieken, personen dus, die de grote giftigheid dezer middelen kennen. Vooral tijdens Wereldoorlog II hebben velen in Europa naar de genoemde stoffen gegrepen om zich het leven te benemen en zijn ontelbaren door middel van blauwzuur (cyclon) vergast. Moorden door toevoeging van cyaankalium aan dranken en spijzen (wijn, gebak, bonbons e.d.) zijn ook gepleegd. Bekendheid heeft vooral gekregen de poging tot moord (door toevoeging van cyaankalium aan portwijn en gebak) op Raspoetin, de quasi-heilige gunsteling van de laatste czaritsa. De poging mislukte, omdat bij overmaat van bepaalde suikers, cyanide gebonden wordt. Met glucose bijv. wordt gluco-heptonzuur en ammoniak gevormd.

Blauwzuurvergiftigingen zijn verder voorgekomen na het eten van bittere amandelen, perzik- en abrikozenpitten, onvoldoende toebereide kratokbonen, het gebruik van te grote hoeveelheden laurierskerswater en sommige likeuren (Kirschwasser o.a. kan tot 0,2 pct HCN bevatten).

Blauwzuur is een fermentvergift, dat zich volgens Warburg (er zijn echter ook andere opvattingen) o.a. reversibel bindt aan de ijzerhoudende ademhalingsfermenten der weefselcellen, waardoor deze van de mogelijkheid worden beroofd zuurstof op te nemen met als gevolg inwendige verstikking.

Het ademcentrum wordt door zeer kleine doses geprikkeld, door grotere verlamd. Als teken van de geblokkeerde zuurstofoverdracht ziet niet alleen het slagaderlijke, maar ook het aderlijke bloed helderrood. Blauwzuur wordt in het lichaam snel chemisch omgezet, vnl. door binding aan de uit sommige eiwitten gemakkelijk afsplitsbare zwavel onder vorming van niet giftige rhodaniden, die met de urine worden uitgescheiden.

De opneming van blauwzuur geschiedt door de longen (hierdoor ook uitscheiding) en eveneens door de onbeschadigde, in sterkere mate door de beschadigde huid. De gemiddeld dodelijke dosis per kg lichaamsgewicht bij inademing en toediening per os is bij HCN 1 mg, KCN (al naar de zuiverheid) 3-5 mg, bittere amandelen en laurierkerswater 1 g. Lucht, die 0,02-0,04 mg blauwzuur per l bevat is, ook bij langer inademen, onschadelijk; een gehalte van 0,1 mg is bij lange inwerkingstijd, een van 0,3 mg snel dodelijk. Er bestaat geen gewenning aan HCN, wel een sterk wisselende individuele gevoeligheid voor het vergift.

De verschijnselen van acuut dodelijk verlopende blauwzuurvergiftiging zijn die van een snelle stikking: gevoel van samensnoering van de keel, misselijkheid, angst, benauwdheid, hartkloppingen, gevoel van zwakte, bewusteloosheid, ademstilstand, voorafgegaan door krampen. Dit alles kan zich in enkele minuten afspelen, zowel bij inademing van blauwzuur als na het innemen van cyaankalium, dat bij zelfmoord meestal in een dergelijke; overmaat wordt toegepast, dat hulp practisch altijd te laat komt. Is de per os genomen dosis KCN of de ingeademde hoeveelheid HCN niet in zeer korte tijd dodelijk, dan bestaat, zeker wanneer de ademhaling nog niet stilstaat, maar ook indien dit wèl het geval is, maar het hart nog klopt, kans op redding door toepassing van kunstmatige ademhaling. Bij vergiftiging met HCN is de prognose dan beter en ook gemakkelijker te stellen, dan na het innemen van KCN, omdat men, ook na maagspoelen, niet weet hoeveel van het vergif nog in het maagdarmkanaal is achtergebleven, dus hoeveel nog in het lichaam zal worden geresorbeerd. De dood treedt in zulke gevallen nog wel eens pas na enkele uren in.

Bij de behandeling kunnen, behalve kunstmatige ademhaling, zuurstof-koolzuur toediening, lobeline en andere het ademcentrum prikkelende middelen beproefd worden. Een niet merkbaar meer functionnerend hart kan men door inspuiting van adrenaline op gang trachten te brengen. Verder zijn in de loop der jaren verschillende maatregelen aanbevolen, waarvan rationeel lijkt: eerst laten inademen van amylnitriet, direct gevolgd door toediening in een ader van natriumnitriet met in aansluiting hieraan natriumthiosulfaatoplossing. De nitrieten vormen methaemoglobine, dat het CN wegvangt (vorming van cyaanmethaemoglobine) en dus van de ademfermenten afleidt. Deze reactie is snel, maar daar men slechts weinig nitriet kan geven (anders wordt te veel haemoglobine onttrokken) spuit men het langzaam en anders werkende Na2S2O3 na (afsplitsing van S, vorming van rhodaanverbindingen). Ook methyleenblauw en thionine zijn aanbevolen evenals dioxy-aceton (oxantine, tussenproduct der koolhydraatstofwisseling), dat werkzamer is dan druivensuiker.

Bij vergiftiging per os komt nog, behalve maag-spoeling en dierlijke kool, kaliumpermanganaat (KMnO4 , dat het cyaan-ion oxydeert tot het 30 maal onschuldiger CNO-ion) in aanmerking.

DR L. W. VAN ESVELD

Lit.: van Itallie en Bijlsma, Toxicologie en Gerechtelijke Scheikunde (1928); Fühner, Medizinische Toxicologie (1943); De Jongh, Geneesk. Tijdschr. Rijksverzekeringsbank (1938) blz. 170; Geneesk. Onderz. en Meded. omtrent Beroepsziekt. (Jaarversl. Arbeidsinsp. 1940 e.a.); Hug, Presse Médic. 14 Apr. 1934.

< >