Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Blasco ibáñez, vicente

betekenis & definitie

Spaans romanschrijver (Valencia 1867 - Menton 1928), had een zeer moeilijke jeugd. Een tijd lang was hij secretaris van Manuel Fernández y González, daarna stortte hij zich in de politiek en in de journalistiek.

Hij richtte te Valencia een zeer radicale republikeinse krant op, El Pueblo. Zijn eerste grote literaire successen behaalde hij met enige Valenciaanse romans, waarin hij zich een leerling van Zola toonde: Arroz y tartaria (1894), Flor de mayo (1895), dat het leven van de vissers van El Cabanal beschrijft, en La Barraca (1898), dat in de huerta van Valencia speelt en dat door velen als het beste werk van de auteur wordt beschouwd. Ook Entre naranjos (1900) en Cañas y barro (1902) zijn naturalistische romans waarvan de handeling in de buurt van Valencia plaats vindt. Sónnica la Cortesana (1901) is een archaeologische roman, waarin getracht wordt de laatste dagen van het oude Saguntum te doen herleven. Het boek was geen succes, want het was Blasco Ibáñez niet gegeven te reiken tot de hoogte van een Flaubert. Nu volgde de periode van de politieke en sociologische romans, waarin in een literaire vorm anticlericale, antikapitalistische en republikeinse propaganda ten beste wordt gegeven: La Catedral (1903), El Intruso (1904), La Bodega (1905) en La Horda (1905), waarin de lezer niet langer naar Valencia wordt gevoerd, maar naar verschillende streken van Spanje, resp. Toledo, Bilbao, Jerez de la Frontera en Madrid.

In de volgende periode wijdde Blasco Ibáñez zich aan de psychologische roman: La maja desnuda (1906), dat het artistenleven beschrijft, Sangre y arena (1908), dat in de stierenvechterswereld speelt, Los muertos mandan (1909) en Luna Benamor (1909). In 1909 was hij naar Zuid-Amerika vertrokken, waar hij zich met de kolonisatie van de pampa’s bezighield. Aan deze periode zijn enkele Amerikaanse romans te danken, nl. La tierra de todos (1912), waarmede Argentinië bedoeld wordt, en Los Argonautas (1914), dat het leven van de emigranten behandelt. Wereldoorlog I leverde de auteur de stof voor enkele romans, die van een sterke anti-Duitse gezindheid getuigen, zoals Los cuatro jinetes del Apocalipsis (1916), dat in de Engelse vertaling gepubliceerd in de V.S. een enorm succes oogstte, Mare nostrum (1918) en Los enemigos de la mujer (1919). Van de laatste werken vermelden we de historische romans La reina Calafia (1923), El papa del mar (1926) en A los pies de Venus (1926).Blasco Ibáñez is er in geslaagd romans te schrijven voor de grote massa. Weinig romanschrijvers hebben zoveel „best sellers” gelanceerd als hij. Van weinig auteurs werden zoveel werken vertaald. Hoe oppervlakkig hij ook zijn kan en hoe onverzorgd zijn stijl vaak ook is, zijn œuvre, vooral dat van de eerste 10 jaren, is zeer belangwekkend, al heeft het in Spanje zelf, inz. in literaire kringen, niet die waardering gevonden waarop het recht had. Zijn gehele leven lang heeft Blasco Ibáñez zich met de politiek bemoeid als een oprecht strijder voor een betere maatschappij. Tijdens het bewind van Primo de Rivera werd hij verbannen. Hij vestigde zich metterwoon in Zuid-Frankrijk, te Menton, waar hij ook gestorven is.

PROF. DR C. F. A. VAN DAM

Lit.: C. Pitollet, V. B. I., ses romans et le roman de sa vie (Paris 1921); J. San Román, La muerte del águila. Vida y recuerdos de B.

I. (Madrid 1928); J. A. Balseiro, V. B. I., hombre de acción y de letras (Puerto Rico 1935).

< >