Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bies

betekenis & definitie

(Scirpus) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Cyperaceeën of Cypergrassen. De stengels der 12 in Nederland voorkomende soorten dragen één of meer bloemaartjes en hebben veelal weinig ontwikkelde bladeren.

De bloempjes zijn tweeslachtig en vertonen een krans van korte borstels als bloemdek, een drietal meeldraden en een vruchtbeginsel met 2 of 3 stempels. Tot de meer algemene soorten behoren o.a. de veenbies (Sc. caespitosus L.) in dichte, ronde polletjes groeiend op vochtige heiden en hoogveen, en de in het water levende vlottende bies (Sc. fluitans L.), beide met één bloemaartje aan de top van de stengel. Voorts de door een driekantige stengel en een eindstandige rijke bloeiwijze gekenmerkte zeebies (Sc. maritimus L.) en bosbies (Sc. silvaticus L.), waarvan de eerste vooral langs brak water, de tweede aan oevers van beken en op vochtige zandgrond voorkomt, ten slotte de langs rivieren en meren groeiende mattenbies (Sc. lacustris L.) met tot 3 m hoge stengels, veel gebruikt voor het vervaardigen van vloermatten, en met een rijk vertakte bloeiwijze, die zijdelings schijnt te staan, doordat een rond schutblad in de richting van de stengel is doorgegroeid, van de verwante ruwe bies (Sc. Tabernaemontani Gmel.) te onderscheiden, doordat deze kleiner is, grijsgroen (en niet grasgroen), stampers met twee stempels heeft (in plaats van drie) en ten slotte ook door de standplaats, want laatstgenoemde soort verkiest zilt water.PROF. DR TH. J. STOMPS

De gedroogde stengels van sommige biessoorten, zelf ook wel bies genoemd, zijn van belang als vlechtmateriaal. De leek zal geneigd zijn, ook ander plantenmateriaal, dat voor vlechtwerk gebruikt wordt (bijv. riet), als „biezen” te betitelen. Een dergelijk spraakgebruik verdient echter geen aanbeveling.

Het centrum van de biezen-industrie is in Genemuiden en omgeving. De stengels van in het wild groeiende exemplaren worden gesneden, waarbij men er op dient te letten ze zo min mogelijk te knakken. Men sorteert alle beschadigde en slechte stengels er uit en droogt de goede, waarbij men probeert een zo gelijkmatig mogelijke kleur (bleek grijsgroen) te verkrijgen. Het grootste deel wordt normaliter verwerkt tot de bekende stoelenmat-zittingen; verder maakt men er de zgn. Genemuider matten van en allerlei ander vlechtwerk, vooral tassen (boodschappentassen), tafelmatjes en manden. Behalve de genoemde soorten zijn er nog andere biezen, die voor vlechtwerk kunnen dienen, bijv. de waterbies (Heleocharis palustris en H. uniglumis). Voor zover na te gaan wordt Heleocharis in Nederland niet gebruikt, maar deze soort kan voor fijn vlechtwerk dienen (kleine tasjes en matjes, sigarenkokers e.d.); de stengels zijn 30-60 cm lang en 1-2½ mm dik. Ook elders wordt vlechtwerk van bies vervaardigd, zoals bijv. de bekende poeroenmatten in de Maleise Archipel van een Lepironia-soort.

DR A. D. J. MEEUSE

< >