ook wel naar het naburige Geertruidenberg Bergsche Veld geheten, is de naam, die men aan de kleine archipel van riviereilanden geeft, tussen de Merwede in het N., het eiland van Dordrecht in het W., het vasteland van Noord Brabant in het Z. en het land van Altena in het O. Het is een complex van merendeels omkade eilanden of platen, door een labyrint van killen gescheiden en reeds tot een aanzienlijke hoogte
aangeslibd. Gemiddeld liggen zij 1 m + A.P., sommige zelfs 2,3 m + A.P. Door de werken van de Nieuwe Merwede bestaat de Biesbosch thans uit drie delen, nl. het deel tussen Beneden-Merwede, Wantij en Nieuwe Merwede van Werkendam tot de Ottersluis, het deel ten Z.O. van het Dordtse eiland en het Bergsche Veld ten Z. van de Nieuwe Merwede. Dit laatste deel wordt door een doorlopende hoge dijk langs de Nieuwe Merwede van de overige delen afgesneden en beschermd; vele killen, zoals vooral het Steurgat, zijn door die dijk afgesneden van de hoofdrivier en gedicht met het zand, uit de Nieuwe Merwede gebaggerd. Bij het graven van de Nieuwe Maasmond heeft nieuwe bedijking en dichting plaatsgehad. Van 1921-1929 is door de gemeente Dordrecht, als werkverschaffing, een belangrijk stuk van 1055 ha tussen het Eiland van Dordrecht en de Nieuwe Merwede ingedijkt en cultuurrijp gemaakt.
Deze nieuwe bedijking draagt de naam Biesboschpolder. Het Brabantse deel van de Biesbosch wordt over een grote oppervlakte ingenomen door grote en kleine polders, die als bouwland of grasland in gebruik zijn.
Landbouw is hier het hoofdmiddel van bestaan; tot een van de belangrijkste gewassen behoren suikerbieten.
In het begin van de 15de eeuw vormde het gebied van de tegenwoordige Biesbosch een deel van de Groote Zuidhollandsche Waard, waarin de stad Dordrecht gelegen was. Nadat reeds vroegere kleine doorbraken hadden plaatsgehad, volgde de 18de Nov. 1421 de hoge watervloed, opgezweept door een N.W. storm, die op tal van plaatsen in Nederland rampen teweegbracht en bekend staat als de St Elizabeth’s vloed. De dijk, die de Groote Waard moest beschermen, bezweek, waarschijnlijk het eerst bij het toenmalige dorp Wieldrecht en 72 parochies werden overstroomd. Wel begon men spoedig met pogingen, om de verloren dorpen terug te winnen en dit gelukte ook allengs met 38, doch 34 bleven voor immer verdronken. Daarentegen slibden vele plaatsen langzamerhand aan, zodat zij ondiepten of platen in de brede rivier vormden, waarvan de vruchtbaarste en hoogste later weder ingedijkt werden. Ook de omringende landen werden allengs weder door dijken beschermd.
Reeds in 1581 werden door Dordrecht, dat het meeste belang had bij het behoud der Merwede voor de scheepvaart, pogingen gedaan, om de waterafvoer langs de killen te beteugelen, hoewel zonder het gewenste gevolg. Plannen daartoe werden herhaaldelijk voorgesteld, doch het kwam nooit verder dan een begin van uitvoering, totdat eindelijk in 1850 een begin werd gemaakt met het graven van de Nieuwe Merwede, en in 1866 waren alle killen afgedamd behalve het Noorderdiep, dat in 1870 werd afgesloten.
Lit.: Fr. Landmeter, Uit het gebied van den voormaligen en tegenwoordigen Biesbosch; in Tijdschr. v. Econ. Geogr. (1929), blz. 225-269; H. A. Schönhage, De Brabantsche Biesbosch en zijn bewoners.
Diss. A’dam (1940).