Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bibliophielen, de antwerpsche

betekenis & definitie

naam van een vereniging, te Antwerpen gesticht in 1877 op initiatief van Max Rooses, toen conservator van het Museum Plantin-Moretus, en P. Génard, archivaris der stad, met als doel de bevordering van de kennis van het oude boek, vnl. met het oog op Antwerpen.

Sedert 1940 heeft het gebied der vereniging zich uitgebreid tot het gehele Vlaamse land, zonder echter de Waalse gewesten uit te sluiten. De V.d.A.B. publiceerde in haar tijdschrift oorspronkelijke studies en oorkonden, betrekking hebbend op de geschiedenis van het boek, inzonderheid te Antwerpen; zij legde zich eveneens toe op het herdrukken van zeldzaam geworden werken.Drie periodes zijn in het bestaan van de V.d.A.B. te onderscheiden. De eerste gaat tot 1923, en de eerste negen jaren daarvan zijn de voornaamste. De vereniging, die toen Maatschappij der A.B. heette, beschikte over een Bulletijn als eigen orgaan. Vijftien afzonderlijke werken werden in deze tijdspanne door haar zorgen gepubliceerd; onder deze: het Boek gehouden door Jan Moretus II als deken der St Lucasgilde, bezorgd door Max Rooses, Refereinen en andere gedichten uit de 16de eeuw verzameld en afgeschreven door Jan De Bruyne, Marques typographiques des imprimeurs et libraires anversois door Ridder G. van Havre, Correspondance de Christophe Plantin door Max Rooses, uitg. in 1883 en 1885. Tot de oprichters-leden behoorden voorts: Ch. Ruelens, Jan van Beers en Ferdinand van der Haeghen.

Van 1886 af verslapte in zekere zin de activiteit der A.B., die nu over geen eigen orgaan meer beschikten, maar die toch van 1886 tot 1923 niet minder dan 23 afzonderlijke boekdelen uitgaven, waaronder de Geschiedenis der Rederijkerskamer de Olijftak door F. Donnet, De rekeningen dezer zelfde kamer door E. Dilis, als ook de voortzetting van de briefwisseling van Plantin door Max Rooses.

In 1923 brak voor de „Mij der A.B.” (nu „Vereniging der A.B.” geworden) een periode aan van herleving, bloei en intense bedrijvigheid. Voortaan had ze weder een eigen orgaan en wel ditmaal een tijdschrift voor brede lezerskring, waarin het geschiedkundig en kunsthistorisch gedeelte bijzonder verzorgd zou worden. Het was de met tweetalige titel Gulden Passer (Le Compas d’or), eerste manier, tijdschrift „gewijd aan de geschiedenis van de Antwerpsche typographie in het bijzonder, en verder aan alles wat daarmee in verband staat... tot op het einde der 17de eeuw”. Bij de reorganisatie speelden Arth. H. Cornette en Em.

Van Heurck een voorname rol, echter vooral Maurits Sabbe, sedert 1919 tot opvolger van Max Rooses benoemd als conservator van het Museum Plantin Moretus. De vereniging telde toen zeven bestuursleden en zeven ereleden, o.w. Henri Pirenne, Wouter Nijhoff, P. S. Allen en Henri Stein; 17 werkende en 17 corresponderende leden enz.; voorts tot 144 (in 1929) begunstigende leden. Nevens het tijdschrift, dat een zeer goede faam had, bezorgden de A.B. tijdens deze periode ook nog een hele reeks afzonderlijke uitgaven, alhoewel in kleiner aantal dan vroeger, o.a. De Briefwisseling van de gebroeders Verdussen (1669-’72) door M.

Sabbe bezorgd, en de heruitgave door prof. dr R. Verdeyen van de Colloquia et dictionariolum septem linguarum gedrukt door Fickaert te Antwerpen in 1616.

De vrees dat met de dood van M. Sabbe in 1938 voor de vereniging en haar orgaan een tijdperk van verslapping en inzinking zou beginnen, werd niet bewaarheid. Nieuwe krachten zorgden er dadelijk voor dat gereedliggend werk spoedig werd gepubliceerd, en 1940 luidde in het bestaan van de V.d.A.B. een derde en bloeiende periode in. Een intense propaganda om nieuwe leden en medewerkers aan te werven werd met des te meer succes bekroond, daar ze vergemakkelijkt werd door het feit dat de vereniging haar uitsluitend of althans overwegend Antwerps karakter thans niet verder meer principieel handhaafde. „Haar werking strekt zich in feite over heel Vlaanderen uit; uit tijdschrift en afzonderlijke uitgaven blijkt dat zij haar aandacht wijdt niet alleen aan de geschiedenis der Antwerpse typografie, maar aan deze van geheel Zuid-Nederland. Vooral sedert het verdwijnen van De Vlaemsche Bibliophilen (door haar opgeslorpt) groepeert zij in haar schoot de liefhebbers van het oude boek uit alle gewesten van het Vlaamsche land”. Deze princiepsverklaring weerspiegelde zich weldra in het bestuur, in het tijdschrift De Gulden Passer, tweede manier, waarvan de titel eentalig werd, al werden er, net als vroeger, artikelen in andere talen dan het Nederlands in opgenomen, als ook in de afzonderlijke uitgaven, waarmede de leden thans elk jaar werden bedacht.

DR C. DEBAIVE

Lit.: De publicaties van de Ver. der Antw. Biblioph.; Prospectus 1940 van Den Gulden Passer; Bericht aan de leden van de Ver. d. A. B. (De Gulden Passer 1941, nr 1-2, p. 141-148); C. Debaive De „Ver. d. A.

B.” en haar orgaan „De Gulden Passer” in Wetensch. Tijdingen, Gent, jrg 6 (1941), nr 7 en 8.

< >