of mandaat — het mandatum van het Romeinse recht — geregeld in de artt. 1829-1856 Ned. B.W., is een overeenkomst, waarbij de lastgever aan de lasthebber opdraagt, en deze op zich neemt, om enige rechtshandeling voor rekening van en in de naam van eerstgenoemde te verrichten.
De lasthebber is een vertegenwoordiger krachtens de van de lastgever ontvangen volmacht, d.w.z. hij kan voor en op naam van de lastgever handelend te weeg brengen dat de rechtsgevolgen van de door hem verrichte rechtshandelingen voor en tegen de lastgever gelden (z vertegenwoordiging). Dit is de lasthebber op wie de regeling in het B.W. het oog heeft. De wet kent echter ook de mogelijkheid dat de lasthebber, ofschoon wel voor rekening van de lastgever handelende, toch diens naam niet noemt en dus tegenover derden op eigen naam optreedt; in dit geval is hij wel aan zijn lastgever rekening en verantwoording schuldig, maar blijft de lastgeving vreemd aan de derden, met wie hij handelt, die dan ook alleen tegenover hem (en omgekeerd hij alleen tegenover de derden) verbonden worden en die in dat geval in geen rechtstreekse rechtsbetrekking komen te staan tot de lastgever. Dit is bijv. het geval met de commissionnair. De lastgevingsovereenkomst is niet aan enige vorm gebonden, zij kan schriftelijk of mondeling en ook stilzwijgend geschieden. De wet bepaalt, dat lastgeving om niet geschiedt, tenzij het tegendeel, mogelijk stilzwijgend, bedongen zij.De lastgever behoeft het overeengekomen loon niet te betalen als de zaak door de schuld van de lasthebber mislukt is. Hij moet aan de lasthebber de voorschotten en de onkosten vergoeden, die deze tot uitvoering van de last gemaakt heeft voor zover ze redelijk zijn in verband met de betrokken opdracht, en mits de zaak niet mislukt is door de schuld van de lasthebber. De lasthebber heeft het recht om hetgeen hij van de lastgever ter zake van de lastgeving in handen heeft, zolang terug te houden (retentierecht of recht van terughouding) totdat hem alles betaald is wat hij ten gevolge van de lastgeving van de lastgever te vorderen heeft. De lasthebber is in het algemeen vrij een ander opdracht te geven de last in zijn plaats uit te voeren (onderlastgeving) maar hij is voor de fouten en verzuimen van deze onderlasthebber verantwoordelijk, tenzij de lastgever hem uitdrukkelijk gemachtigd heeft een bepaalde genoemde persoon in zijn plaats te stellen (z art. 1840). De lasthebber is verplicht de last op behoorlijke wijze uit te voeren en is verantwoordelijk voor de schade en kosten wegens het niet goed ten uitvoer brengen van de last ontstaan en is rekening en verantwoording schuldig aan de lastgever over zijn beheer. De lastgeving eindigt door de opzegging (herroeping) door een der partijen; voorts door de dood van een der partijen en ook door de curatele, het faillissement of het huwelijk der vrouw, die de last gaf of ontving.
Lit.: Asser-Kamphuisen, Verbintenissenrecht (1948), blz. 709-749; A. Pitlo, Verbintenissenrecht (1948), blz. 600-625.