was volgens Joh. 5 : 2 vv. een geneeskrachtige vijver met twee kommen, omgeven door vijf hallen, waarin zich de zieken konden ophouden. Nu en dan kwam het water in beweging en genas dan volgens het volksgeloof de zieke, die er het eerst in baadde.
De naam Beth-chesda is gelijk aan „huis der barmhartigheid”. De andere lezing Bethzatha berust op de naam Bezetha voor het Noorderkwartier van Jeruzalem, waar deze vijver, bij de „schaapspoort” (Neh. 3 : 1), gelegen was. Reeds in de 4de eeuw stond hier een kerk. Sedert 1871 meent men bij de St Annakerk de plaats teruggevonden te hebben. Zekerheid is echter nog niet bereikt.Lit.: G. Dalman, Orte u. Wege Jesu (2de dr., Gütersloh 1925); G. E. Wright en F. V. Filson, The Westminster Historical Atlas to The Bible (1944).
BETHGE, Friedrich
Duits schrijver (Berlijn 24 Mei 1891), is een der hoofdvertegenwoordigers van het moderne Duitse drama. Hij woont als dramaturg te Frankfort a.d.M. Zijn bekendste werken zijn Reims (1930) en het overal gespeelde Marsch der Veteranen (1934). Als novellist gaf hij uit Das triumphierende Herz (1937).
BETHGE, Hans
Duits schrijver en dichter (Dessau 9 Jan. 1876), studeerde in de Romaanse filologie en ondernam daarna verschillende grote reizen. Als dichter rekent men hem tot de neo-romantici. Meer nog dan door zijn eigen werk is hij bekend door zijn goede bloemlezingen (Deutsche Lyrik seit Liliencron) en door zijn vertalingen van gedichten van o.a. Chinese en Arabische schrijvers.
Bibl.: Die stillen Inseln (1898); Mein Sylt, ein Tagebuch (1900); Worpswede (1904); Deutsche Lyrik seit Liliencron (1905); Die Lyrik des Auslandes in neuerer Zeit (1907); Die chinesische Flöte (1907); Hafis (1910); Lieder an eine Kunstreiterin (1910); Die Kourtisane Jamaica (1911); Arabische Nächte (1912); Das türkische Liederbuch (1913); Die indische Harfe (1913); Pfirsichblüten aus China (1920); Ägyptische Reise (1925); Annabella (roman, 1935).