Heilige, een der grootste figuren uit de 12de eeuw (Fontaines bij Dijon 1090 - Clairvaux 20 Aug. 1153), behoorde tot de hoge Bourgondische adel en bezat als jongeling al wat hij dromen kon: fortuin, schoonheid, cultuur. Na een manhaftige strijd, tegen een gevaarlijke zinsverleiding, besloot hij zich geheel aan God te wijden, en wist in zijn familie en naaste omgeving zo goed te pleiten, dat hij in i ii 2 zijn oom met vier broers en een hele groep vrienden meetrok naar Citeaux, waar de regel van St Benedictus met uiterste strengheid werd onderhouden.
Na een paar jaren werd hij abt van Clairvaux en van die stond af volgde de ene stichting op de andere, niet zonder argwaan te wekken bij de monniken van Cluny. Er ontstond zelfs een scherpe polemiek tussen beide richtingen, maar nadat Petrus Venerabilis, de abt van Cluny, de tucht in zijn eigen kloosters had verscherpt, werden de betrekkingen tussen hem en Bernardus hartelijker, al bleven beiden een verschil van standpunt handhaven, en zorgde deze laatste ook zo goed hij kon voor toenadering tussen de zwarte monniken (Cluniacensers) en de witte (Cisterciënsers). Daar was toenmaals geen enkele kerkelijke instelling, die zijn invloed niet gewaar werd. Augustijnen, Premonstratensers, Tempeliers, Kartuizers, allen hielp hij met raad en daad.Waar Bernardus de zuiverheid der traditionele lering in gevaar achtte, trad hij vooral met grote beslistheid op: zo te Sens tegen Abélard* en te Reims tegen Gilbertus, bisschop van Poitiers. In beide gevallen, hoe hevig het theologisch debat ook mocht geweest zijn, ging het minder om bedoelingen dan om formules en bleef de weg open voor verzoening. Op het terrein der zeden trad Bernardus met niet minder ijver op. Streng geselde hij de weelde van baronnen en prelaten en spoorde hen voortdurend aan om arm en zuinig te leven ten bate der minderbedeelden: dat was zijn sociale actie. Hij wist ook fijn te spotten met de modedwaasheden van ridders en jonkvrouwen. Op politiek gebied voelde hij zich minder behaaglijk.
Dat hij de tweede Kruistocht (1147-1149), waartoe hij keizer en koning, adel en volk met apostolische veroveringsgloed had kunnen bewegen, jammerlijk zag mislukken, was een zware vernedering voor zijn fiere inborst. Gelukkiger was hij in zijn strijd tegen het schisma te Rome. Al heeft hij er ook driemaal de reis naar Italië voor moeten doen en nog zoveel meer, eindelijk verloor toch de partij van Anacletus I* en bleef Innocentius II* de enigerkende opperherder. De latere paus, Eugenius III*, was een leerling van Bernardus: hem wijdde hij het vermaarde tractaat De Consideratione, een soort gewetensonderzoek voor het pauselijk Hof. Hij was streng, doch, wat hij voorhield, deed hij zelf. Hoe hij ondanks veel vasten bleef leven, was een raadsel; zo ver dreef hij het, dat de maag ten slotte geen voeding meer kon verdragen.
Doch bij alle strengheid bleef zijn hart week, zoals genoeg blijken zou bij de dood van zijn broer Gerardus; zelfs met vogeltjes, die door een roofdier of met hazen, die door een jachthond achtervolgd werden, had hij medelijden. Was hij niet altijd voorzichtig, zijn intuïtie was dikwijls geniaal en zelfzucht kende hij niet. Liefst sprak hij over de H. Maagd — men heeft hem citharista Mariae genoemd — of over het mystieke leven met Christus in God. Terecht heeft hij dan ook de bijnaam Doctor mellifluus (honingvloeiende leraar) bekomen. Hij werd in 1174 reeds heiligverklaard.
Pas in 1830 werd hij uitgeroepen tot kerkleraar, den man van wien Mabillon durfde getuigen: Ultimus inter Patres, primis certe non impar (De laatste der Kerkvaders, maar zeker niet geringer dan de eersten onder hen). Bernardus werd zelfs door Luther genoemd ,,de grootste der Kerkleraars”, en van zijn tractaat De Consideratione getuigde Calvijn: „hij spreekt alsof hij de Waarheid zelve was.” Zijn feest wordt gevierd op 20 Aug.
DOM. A. VAN ROY, O.S.B.
Lit.: Migne, Patr. Lat. 182-185; L. Janauschek, Bibliographia Bemardina (Vindobona 1891); E. V acandard schreef een levensbeschrijving over hem, Vie de Saint Bemard, abbé de Clairvaux, 2 tom. (Paris 1927); Anton van Duinkerken, St Bemard (Baarn); D. J. Baarslag, B. v. Cl. (A’dam 1941).
De H. Bernardus wordt uitgebeeld in het lange, gelig-witte habijt der Gisterciënser monniken met als attributen: boek (Regel), abtsstaf, sinds einde 15de eeuw lijdenswerktuigen van Christus, één, soms drie mijters aan zijn voeten. Dat zijn oudste beeld aan het Munster te Freiburg i. Br. te zien zou zijn, is onjuist. In de middeleeuwen werd hij vooral vereerd bij eigen ordebroeders en -zusters; eerst op het eind werd zijn beeltenis in blokdrukken verspreid. Verschillende tonelen uit zijn legende zijn vaak voorgesteld: i. omarming door den Gekruisigde, in de Spaanse, Duitse (nog Deschwanden 1876) en Nederlandse kunst (vooral gravures) ; 2. verschijning van Maria, omgeven door engelen: klassiek voorbeeld van Perugino; 3. de zgn. „lactatio”: Maria toont Bernardus haar borst en laaft hem met haar melk: vele Nederlandse en Duitse houtsneden, paneel Meester van het Maria leven, Keulen, 15de eeuw, paneel uit de Zuidnederlandse school, Brussel, Museum; Caspar de Grayer, Antwerpen, Museum, enz.; 4. intrede in de Orde: Erasmus Quellien; 5. apotheose: Tiepolo, Milaan, S.
Ambrogio, Sacristie. Reeks taferelen uit zijn legende: Massaccio (Berlijn, Museum) en Garlo Garavaglia (reliëfs in koorgestoelte te Chiaravalle Milanese, 1645).
Lit.: Tib. Hümpfner, Ikonogr. d. hl. B. v. Cl. (Köln-Wien 1927).