noemt men een welriekende hars, afkomstig van de benzoëboom (Styrax Benzoin Dryand, Benzoïn officinale Hayne), welke op de Soenda-eilanden, vooral op Java en Sumatra, voorkomt en tot de familie der Styracaceae behoort. De hars wordt verkregen door in de bast van de stam overlangse insnijdingen te maken.
De naar buiten tredende vloeistof wordt spoedig hard en wordt dan afgeschraapt. Tegenwoordig wordt benzoëhars ook wel verkregen door de bast niet in te snijden, doch slechts te kloppen, ten gevolge waarvan de hars zich in de vorm van vlakke platen verzamelt tussen hout en bast. De jaarlijkse opbrengst is ongeveer 1,5 kg per boom; gedurende 10 a 12 jaren kan de plant deze hoeveelheid leveren. De in de eerste drie jaren verzamelde hars is de beste en wit, de later verkregene daarentegen bruin en weinig welriekend.In de handel onderscheidt men hoofdzakelijk de benzoëhars van Siam en die van Sumatra. De eerste staat als de beste bekend en is geelachtig; de tweede wordt gewoonlijk in rechthoekige stukken in de handel gebracht, bevat slechts weinig witte korrels en bestaat grotendeels uit een bruinachtige massa. De zuiver witte hars komt zelden aan de markt. De uitvoer heeft meestal plaats over Singapore of Bombay.
Benzoëhars smelt bij een temperatuur van 75 ^ 9° gr- C., lost in alkohol bijna geheel op, bevat 12 a 20 pet benzoëzuur en wordt als geneesmiddel gebezigd, maar meestal slechts voor uitwendig gebruik. Zij dient, met Perubalsem en vislijm, ter vervaardiging van Engelse pleister. Verder wordt zij wegens haar vanille-achtige reuk gebruikt voor het bereiden van parfumerieën en vernissen. Een oplossing in alkohol, met water vermengd, vormt een vroeger nog al gewaardeerd toiletmiddel, lac virginis of maagdenmelk, waaraan men het vermogen toeschrijft, om de huid zacht en fris te houden.
In de pharmacie gebruikt men een tinctuur van benzoë, die bereid wordt door een deel gepoederde benzoë op te lossen in vijf delen spiritus en te filtreren (Benzoëtinctuur). PROF. DR J. KOK
Lit.: K. Heyne, De nuttige planten van Ned.-Tndië, dl 2(1927); K. Dietrich und E. Stock, Analyse der Harze (1930); A. Tschirch und E. Stock, Die Harze (1933-’36); P.
H. Brans, Sumatra-benzoë Diss. Amsterdam (1935).