dient tot het handhaven van de gewenste waterstand of het peil binnen een bepaald gebied (polder of droogmakerij), op een boezem of kanaal, alsmede tot verwijdering van de inhoud van stedelijke riolen, wanneer het overtollig water of de rioolinhoud niet op natuurlijke wijze kan afvloeien (z bemalingswerktuigen).
Lit.: Simons en Greve, Stoombemaling van polders en droogmakerijen (Verh. v. h. Bat. Genootsch. v. Proefonderv. Wijsbegeerte, dl 9, iste stuk); D. J.
Storm Buysing, Handl. tot de kennis der waterbouwkunde (3de dr., Breda 1864); J. F. W. Gonrad, L. A. Reuvens en T.
J. Stieltjes, Het verzekeren van een vasten boezemstand aan Rijnland (Alkmaar 1868); F. K. Th. van Iterson, Rioolbemaling, in De Ingenieur (1905); A. A. Beekman, Polders en droogmakerijen in Waterbouwkunde, dl 1, afd.
VI (’s-Gravenhage 1909, 1912); H. E. Boer en J. A. Kleiman, Weg- en Waterbouwkunde, dl 3. Rivieren, rijshoutconstructies, dijken enz., 2de dr. (Amsterdam 1942).