Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bedoeïenen

betekenis & definitie

(van het Arab. badawï, d.w.z. een bewoner van de bâdija, de vrije vlakte of woestijn, althans het niet in cultuur gebrachte gebied) is een term, die gebruikt wordt ter aanduiding van de nomadiserende stammen of kleinere sociale eenheden in het gebied, dat grotendeels gekenmerkt wordt door Arabische cultuur. Hiertoe behoren dus, behalve Arabie met Syrië en Irak, ook tot zekere hoogte Z.W.-Perzië (Arabistan) en Afrika benoorden de Soedan.

De term stamt uit Arabië, waar het accent gelegd werd vnl. op de sociale en culturele tegenstelling tussen woestijnen stads-(oase)bewoner. Hoewel deze tegenstelling nog bestaat en het woord Bedawi voor de gearabiseerde volken steeds het beeld van die wrijving tussen den geharden, vrijen krijgsman en den al of niet vrijen, maar meer verfijnden stedeling en landbouwer oproept, heeft de term in het algemeen spraakgebruik de bedoeling bevolkingsbestanddelen, gekenmerkt door een bepaalde levenswijze, aan te duiden. Een ethnisch onderscheid wordt er in zijn algemeenheid niet mee bedoeld.De vrouwen dragen in de woestijn geen sluier; zij hebben bevallige gelaatstrekken, grote levendige ogen, een adelaarsneus en een mooie mond met witte tanden. Zij zijn opgeruimd en heldhaftig. De zeden en rechtsopvattingen der Bedoeienen gaan voor een groot deel nog terug op de oude toestanden, die reeds vóór de invoering van de Islam in Arabië bestonden. Zo heeft de Bedoeïen slechts één vrouw, niet uit principe doch om de huiselijke vrede en door de armoede, want de Islam eist geen monogamie. De stam is endogaam. Alleen bij moord wordt een jong meisje geëist als deel der schadevergoeding van een andere stam.

De andere vrouwen moeten door de ouders van de jongelingen worden gekocht. Het is den man geoorloofd, van haar te scheiden, maar dit gebeurt zelden. Men vindt in hem zeer verschillende eigenschappen verenigd, nl. zowel roof- en moordzucht (vooral als de plicht van bloedwraak daartoe aanleiding geeft), als gastvrijheid en zelfverloochenende toegenegenheid. Lezen en schrijven is bij hem een zeldzame kunst. Er heerst een algemene neiging om verzen te maken, en deze blijven in het geheugen bewaard; tevens houden zij zich gaarne bezig met het verhalen van sprookjes en vertelsels (z Arabië, Arabieren).

PROF. DR H. TH. FISCHER

Lit.: Burckhardt, Notes on the Bedouins and Wahabys (London 1830), 2 dln; Ibn Khaldoun, Les prolegomènes d’Ibn Khaldoun. Trad. M. G. de Slane (Paris I863-’68) 3dln; Dough ty, Travels in Arabia Deserta (London 1921), 2 dln; Musil, The manners and customs of the Rwala Bedouins (New York 1Q28).

< >