Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Batoe khan

betekenis & definitie

was een vorst der Mongolen, een kleinzoon van Dzingiz-Chan en de oudste zoon van Dsjoetsji, die nog vóór Dzingiz-Chan overleed. Hij verkreeg volgens de wens van zijn grootvader en onder het opperbestuur van den groot-khan Ogdai al het land, ten N. en W. van het Aralmeer gelegen, te zamen „Kiptsjak” geheten, en tevens in 1235 het bevel, om de landen aan de overzijde van de Wolga te veroveren.

Hij veroverde in 1237-1240 een groot deel van het tegenwoordige Rusland en drong in 1240-1242 in Polen, Silezië {Slag bij Liegnitz*, 9 Apr. 1241) en Hongarije door, alom door verwoesting, plundering en moord schrik verspreidend. Hij overleed in 1256, nadat hij het bewind reeds enige tijd tevoren had overgegeven aan zijn zoon Sar tak, wiens familie tot 1359 in het westelijke Kiptsjak heerste, met als hoofdstad Sarai bij Astrakan. Tot de 18de eeuw heeft dit rijk als het „Chanaat van de Krim” of het ,,Land der Gouden Horde” voortbestaan.Lit.: H. H. Howorth, History of the Mongols, II, i (London 1880); G. Strakosch Grassmann, Der Einfall der Mongolen in Mitteleuropa i. d. J. 1241 u. 1242 (Innsbruck 1893); W. Barthold, Enzykl. d.

Islam, I, pag. 709-712 (Leiden 1913); I. Gurtin, The Mongols in Russia (1908) ;R. Grousset, L’empire mongol (1941); B. Spuler, Die Goldene Horde (Leipzig 1943).

< >