Engels militair deskundige en historicus (Londen 31 Oct. 1895), zoon van een predikant, studeerde te Cambridge, diende in Wereldoorlog I als kapitein der infanterie en werd verschillende malen gewond. Reeds vroeg maakte hij naam als militair deskundige.
In 1920 kreeg hij een opdracht voor het samenstellen van The official post-war manual on infantry training met een benoeming bij het War Office. Hiervan was zijn uitgave Small Arms training het gevolg. Van 1925-1935 was hij militair correspondent van de Daily Telegraph en redacteur van de Encyclopaedia Britannica; van 1935-1939 was hij verbonden aan The Times en in 1937-1938 persoonlijk adviseur van de minister van Oorlog Hore-Belisha. Na Wereldoorlog II was hij adviserend lid van het uitvoerend comité van de Ver. Naties. Hij is vice-president van de P.E.N. Club en geldt als een groot talenkenner.Bibl. (voorn. werken): New Methods of Infantry Training (1919); Science of Infantry Tactics (1921); Paris, or The Future of War (1925); A Greater than Napoleon - Scipio Africanus (1926); Great Captains unveiled (1927); The Remaking of Modern Armies (1927); Reputations: Ten Years (1928); The Decisive Wars of History (1929, herdr. als: The Strategy of Indirect Approach 1941); The Real War (1930); Foch: The Man of Orleans (1931); The British Way in Warfare (1932); The Future of Infantry (1933); The Ghost of Napoleon (1933); T. E. Lawrence, In Arabia and After (1934); The War in Outline, 1914-1918 (1936); Europe in Arms (1937); Through the Fog of War (1938) ; The Defence of Britain (1939); Dynamic Defence (1940); The Current of War (1941); The Strategy of Indirect Approach (1941); This Expanding War (1942); Why don’t we learn from History (1944); Thoughts on War (1944); The Revolution in Warfare (1946); The Other Side of the Hill (1948); Defence of the West (1950).
Lit.: E. M. Earle e.a., Makers of Modern Strategy (1944).
