Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Barmen

betekenis & definitie

voorheen een Duitse stad in het district Dusseldorp, thans deel uitmakende van de stad Wuppertal*. In de 16de eeuw was Barmen nog een boerendorp, doch in de 18de eeuw ontwikkelde er zich de textielindustrie (garen- en bandfabrieken, linnenweverijen), die vooral na 1804 een grote vlucht nam, terwijl daarnaast andere industrieën ontstonden.

Door de sterke uitbreiding vergroeide de stad met het nabijgelegen Elberfeld, waarmede het, evenals Vohwinkel, sinds 1929 tot de stad Wuppertal is verenigd.„Bekenntnissynode” van Barmen, heet in de geschiedenis van de Duitse Kerkstrijd de synode, die op 29 Mei 1934 te Barmen bijeenkwam. Reeds spoedig waren in 1933, na de machtsoverneming door A. Hitler vrijwel alle, tevoren deels naar confessie deels geografisch onderscheiden, Duitse protestantse kerken samengebracht in één „Bond van Belijdeniskerken”, de Deutsche Evangelische Kirche. Deze door de zgn. „nationale opstanding” geïnspireerde kerkelijke schijneenheid bleek echter weldra geen stand te kunnen houden tegenover de vraag naar het concrete en actuele Christelijke belijden. Reeds dadelijk, begin 1934, verschijnen de eerste vrije synoden, totdat in Mei de vrije Rijkssynode van Barmen in de ware zin des woords een „belijdeniskerk” doet ontstaan. Zij eindigde nl. na een bewogen en diepgaande dagenlange discussie met de vaststelling en proclamatie der Zes Barmer Thesen, welk document, dat de kracht en de betekenis van een nieuwe belijdenis had, in hoofdzaak terugging op een ontwerp van Karl Barth*.

Deze had reeds in Jan. aan een eveneens te Barmen bijeengekomen vrije gereformeerde synode een veel uitvoeriger theologische verklaring voorgesteld, die door deze in verschillende daarna elders samengekomen vrije synoden was aanvaard. De kortere thesen en antithesen van de Mei-synode van Barmen hielden vervolgens niet alleen eengezamenlijkradicaal bijbels belijden aangaande Kerk en Staat in, met afwijzing van alle „natuurlijke theologie”, zoals die zich in de „Duits-Christelijke” (nat.-socialistische) dwalingen uitte, maar beëindigden tevens althans in principe enige eeuwen van scheiding tussen Luthersen en Gereformeerden, zodat zelfs een nieuw kerkelijk gesprek tussen beiden over de Avondmaalsleer weer op gang kwam. De samenstelling van deze synode van Barmen was zeer ongewoon en in het statuut der D. E. K. dan ook niet voorzien: zowel Luthersen als Gereformeerden namen er aan deel, en tevens zowel vertegenwoordigers der „intact gebleven” (d.w.z. niet in handen der „Duitse Christenen” geraakte) landskerken als vrije groepen en personen uit de „verwoeste” (d.w.z. door de D. G. beheerste) kerken.

Hoewel dus deze synode organisatorisch nog binnen het raam der D. E. K. sprak, wees zij door haar practijk de nat.-socialistisch geïnspireerde „kerkelijke” eenheid af en verenigde voor het eerst de Duitse belijdende protestanten door het vrije gezag van haar uitspraken. Haar werk werd vervolgens kerkrechtelijk voortgezet op de synode van Dahlem, waar de belijdende kerk zich organisatorisch formeerde. DS K. H. KROON

Lit.: Bekenntnissynode der Dtschn Evang. Kirche, Vorträge und Entschlieszungen, hrsg. v. Karl Immer (1934); H. Asmussen, Barmen! (1935); H. von Soden, Art. I der Verf. der D.E.K. von Juli 1933 und die Barmer Theol. Erklärung (1937); Abendmahlsgemeinschaft? Beiheft 3 zur „Ev.

Theologie” (1937); H. Asmussen (vert. K. H. Kroon), Hoe heeft Barth de Kerk gediend? (1937); Arthur Frey, Der Kampf der Ev. Kirche in Deutschland u. seine allgem. Bedeutung (1938).

< >