een dal in het N. van Afghanistan, wordt doorsneden door de enige bruikbare weg van Kaboel naar Turkestan en is dus zowel voor de handel, als uit een strategisch oogpunt van groot gewicht. In dit dal ligt het dorpje Bamian °P 34° 5°’ N.Br. en 67° 54' O.L. v.
Gr.. 2587 m boven de zee en 87 km van Kaboel. Tussen de Hindoekoesj en de Koh-i-Baba bevinden zich de zes Bamianfiassen; over een dezer leidt de weg naar Turkestan. Men vindt er een menigte overblijfselen ener Oudindische beschaving, zoals afgodsbeelden, grotten, benevens de puinhopen van de stad en de citadel Ghoelghoeleh. 14 km oostwaarts verheffen zich de bouwvallen van de vesting Zohak aan een der wegen van Bamian naar Kaboel. De reeds vermelde grotten zijn aan beide zijden in de bijna loodrechte wanden uitgehouwen. Het geheel vormt een grote grottenstad. De onderste grotten dienen thans tot rustplaats voor de karavanen. Onder de afgodsbeelden zijn er twee van Boeddha ter hoogte van 32 en 48 m in de rotsen uitgehouwen.
