of (Lat.) baetylus, woord van Semietische oorsprong (beth-el = godshuis, vgl. Gen. 28 : 18 vlg.), wordt gebruikt voor een heilige steen (vaak een meteoorsteen), waarin naar men meende een geest woonde, of die aan een god of geest toebehoorde.
De naam werd vooral gebezigd voor de steen, die door Kronos* werd verzwolgen in plaats van Zeus. Deze steen, te Delphi bewaard, werd elke dag gezalfd en bij feesten met banden ontwikkeld. Een andere beroemde baitulos was die van Kybele te Pessinus, die in 204 v. Chr. naar Rome werd gebracht; een derde de heilige steen uit het Syrische Emesa, symbool van den door keizer Heliogabalus vereerden Zonnegod. Deze stenen hebben in de volksgodsdienst een belangrijke plaats ingenomen, zoals blijkt uit de bestrijding daarvan door de kerkvaders.