of Behaïsme is de naam van een oorspronkelijk uit Perzië stammende godsdienstige beweging, die de voortzetting en volgens zijn belijders de vervulling van het Babisme* is. Deze beweging is genoemd naar Bahaoellah, zelf een van de discipelen van den Bab, evenals zijn broeder Mirza Jahja, die oorspronkelijk tot diens opvolger was aangewezen.
Door de Babi-vervolgingen waren beide broeders genoodzaakt naar Turks gebied uit te wijken. Bahaoellah had intussen de oorspronkelijke leer van den Bab verder ontwikkeld tot een universele godsdienstvorm, waarvan de prediking zich tot de gehele mensheid richtte. Dit bracht in 1866 een scheuring teweeg. Bahaoellah zelf werd van de ene streek naar de andere verbannen, totdat hij in 1868 in de Turkse strafkolonie te Akka in Palestina terechtkwam, waar hij 2g Mei 1892 de natuurlijke dood stierf. Hij schreef vele verhandelingen, sommige in de vorm van brieven. In het Frans vertaald bestaat van hem een verzameling van vier geschriften, getiteld Beha-Ullah, Les sept vallies, La trés sainte tablette, Sur la sagesse, Les paroles cachées en Persan (Paris 1905).
Zijn omvangrijkste werk is Kitab-elIkan (d.i. Boek der Zekerheid), hetwelk hij schreef, toen hij nog een leerling van den Bab was. Bahaoellah is opgevolgd door zijn zoon Abbas Effendi, ook Abdoel Baha, d.i. Dienaar van de Glorie, genaamd, die 40 jaren gevangenschap met zijn vader gedeeld heeft. In de zomer van 1908 werd Abbas Effendi door de Jong-Turkse regering op vrije voeten gesteld. Hij vooral is het, die door zijn zendingsreizen aan het Bahaïsme ook buiten Perzië grote bekendheid heeft gegeven.
Gedurende de zomer van 1911 bezocht hij Engeland en Frankrijk, waar hij enige maanden doorbracht; in 1912 arbeidde hij in Amerika, Engeland en Duitsland. Hij stierf op 28 Nov. 1921. Het aantal Bahaïsten over de gehele wereld zou de vier millioen hebben bereikt. Concentratiepunt van het godsdienstig en maatschappelijk samenleven der Bahaïsten is de Masjrak-el-azkar (d.i. Gloorpunt van de goddelijke leringen). Daar is zowel de plaats voor vrije, persoonlijke godsverering van alle gezindten, zonder ritus of ceremonieel of clericalisme, alsook de verzamelplaats voor alles, wat in dienst der mensheid staat, t.w. ziekenhuis, weeshuis, gasthuis voor vreemdelingen, scholen voor lager en voor hoger onderwijs, tehuis voor gebrekkigen, kunstacademie enz. Te Chicago verschijnt sedert 1911 het tijdschrift der Bahai-beweging, Star of the West, in het Engels en Perzisch.In 12 punten wordt eigenlijk de gehele leer van het Bahaïsme samengevat, dat als eerste doel heeft alle rassen en alle godsdiensten in volmaakte harmonie te verenigen. Voorts moet het oorlogvoeren worden afgeschaft; bedelarij is verboden maar ieder heeft recht op arbeid; er mag niet een afzonderlijke priesterstand bestaan, monogamie wordt voorgeschreven, gelijke opvoeding voor jongens en meisjes als godsdienstplicht beschouwd enz. In latere tijd heeft het Bahaïsme niet veel meer van zich doen spreken.
Lit.: z onder Babisme en voorts: M. H. Phelps, Life and teachings of Abbas Effendi, a study of the Babis or Bahaïs (m. inl. v. E. G. Browne; New York-London 1903); Idem, The Splendour of God (London 1909); H.
Roemer, Die Babi Behai, die jüngste Muhamm. Sekte (Potsdam 1912). Van Bahaïstische zijde: Ibrahim George Khairallah, Baha-ullah, the Glory of God (Chicago 1900); Mirza Assad’ullah, School of the prophets; Hadji Mirza Hayder Ali, Martyrdoms in Persia (1903); Mirza Abdul Fazl Gulpaygan, The brilliant proof en Hippolyte Dreyfus, Le livre de la certitude (Paris 1904); H. Dreyfus, Essai sur le Béhaïsme (Paris 1909); E. G. Browne, Materials for the study of the Bibi religion (Cambridge 1918).