is de naam, die men in Suriname geeft aan de vrucht, die in Nederland banaan* wordt genoemd (Musa sapientum) en die rauw gegeten wordt. Daarvan komen verschillende soorten en variëteiten voor.
Naast soorten, die al zeer lange tijd in Suriname worden gekweekt, werden er later twee andere soorten geïmporteerd.Na de ondergang van de cacao-cultuur werd door de United Fruit Company een bacoven-cultuur in het leven geroepen en werd de Gros Michel of Jamaica-bacove ingevoerd. Het Gouvernement gaf voorschotten aan de plantage-eigenaren voor aanleg en onderhoud der velden en kocht de vruchten tegen bepaalde prijs op. De cultuur begon in 1906; de eerste „volle verscheping” van 20 000 bossen had in 1909 plaats. Toen de Gros Michel, die zeer vatbaar is voor de Panama-ziekte, daardoor werd aangetast, voerde de U.F.C. de Kongo-bacove in, die immuun is tegen de Panamaziekte, maar weer gevoelig voor de zgn. bladziekte, terwijl bij de verscheping een zorgvuldiger behandeling wordt vereist dan voor de Gros Michel.
Na de crisis in 1911 besloot de Nederlandse Regering de zaak te liquideren.
De Musa-soorten stammen uit de Oude Wereld en werden, kort na de ontdekking van het westelijk vasteland van Afrika, in het begin der 16de eeuw door de Spanjaarden en Portugezen naar Amerika overgebracht. Maar reeds ongeveer 1000 v. Chr. schijnt de plant in Perzië en op het Maleise schiereiland bekend te zijn geweest. De Spanjaarden voerden de planten in hun Amerikaanse bezittingen in onder de naam platano, wat bij hen het woord voor de plataan was; de Portugezen transporteerden de planten naar Brazilië, van Guinea onder de naam banana en van Angola onder de naam pacoba. Het woord banaan is van Afrikaanse oorsprong en in de Afrikaanse talen vinden wij banana, bananda en bana. Het woord bacove is eveneens Afrikaans en uit de taal der Kongo-landen.
Het Kongo-woord maccobecco is via een tussenvorm in Brazilië bij de Tupi-Indianenpaccoba geworden. In het Neger-Engels bakóeba.
De Nederlanders, die het koninkrijk Kongo veroverden cn ook jarenlang Brazilië in bezit hadden, noemden de banaan oorspronkelijk bakkove. In de reisbeschrijving over West-Afrika van Peter de Marees (1602) komt een hoofdstuk voor getiteld: „Vande Fruyt Bananas of Indische Vijghen”. Daarin deelt de schrijver mee, dat de vrucht in Guinea banana, in Brazilië pacoua en door de Nederlanders backovens werd genoemd.
Het verschil tussen een banaan- en een bacoveplant is overigens moeilijk te onderscheiden. Bij de banaan vormen de bladscheden een koker, die bijna gesloten, bij de bacoven een, die meer gootvormig is. R. D. SIMONS
Lit.: Jhr L. C. v. Panhuys, De overbrenging van de banaan en de bacove uit Afrika naar tropisch Amerika (W. I. Gids 1937), blz. 207; G. Stahel, De nuttige planten van Suriname (Bulletin No 59 van het Departement Landbouw Proefstation in Suriname); Th.
E. Penard, Notes on words used by South America Indians for Banana (W. I. Gids 1926), blz. 75; G. H. de Goeje, The Arowak Language of Guiana.