Belgisch staatsman (Oostende 26 Juli 1829 - Luzern 6 Oct. 1912), ontving na te Leuven volbrachte rechtsstudie een officiële studiebeurs, die hem in de gelegenheid stelde zijn studies te Parijs, Berlijn en Heidelberg voort te zetten. In 1853 kwam hij uit den vreemde terug met een belangrijk werk over het onderwijs in het recht in Frankrijk en Duitsland.
Hij liet zich bij de rechtbank te Brussel als advocaat inschrijven en werkte een tijdlang onder de leiding van den bekenden Brusselsen rechtsgeleerde Hubert Dolez. In 1859 werd hij benoemd tot advocaat bij het Hof van Cassatie. Hij genoot spoedig een grote beroemdheid en werd lid van de Raad van Beheer van het Brussels dagblad Etoile Belge, waar hij de belangen vertegenwoordigde van het Franse koninklijke huis van Orléans, dat in deze krant een werktuig vond om de openbare mening in het Franse Keizerrijk te beïnvloeden.Beernaert was 44 jaar, toen hij zijn politieke loopbaan begon. In 1873 wist de toenmalige leider der Katholieke partij, Jules Malou, hem er toe te bewegen van zijn regering deel uit te maken en vertrouwde hem de portefeuille van Openbare Werken toe, waaronder eveneens industrie, spoorwegen en marine ressorteerden. Het volgend jaar werd hij, op de lijst der Katholieke partij, als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Tielt (W.-Vl.) gekozen. Als minister heeft hij zich vooral gewijd aan de ontwikkeling der spoorwegen, der vaarten en der haveninrichtingen van Antwerpen, Oostende en Gent, alsook aan het aanleggen van de stuwdam van de Gileppe, gewichtig voor het industrienet van Verviers. Bij de verkiezingen van 1878 wierp de zegepraal der Liberale partij hem in de oppositie, waar hij zich onderscheidde door zijn krachtig optreden tegen de voor het vrije onderwijs nadelige schoolwet van 1879. In 1884 kwam de Katholieke partij, thans met een grote meerderheid, weer aan het bewind, dank zij vooral Beernaert, die toen voorzitter van de partij was.
Deze toestand veranderde eerst in 1914, toen de Katholieken aan de andere partijen voorstelden gezag en verantwoordelijkheid met hen te delen. Het stemmen, door de Katholieke parlementaire meerderheid, voor een nieuwe schoolwet, om die van 1879 te vervangen, zette de oppositie aan tot straatdemonstraties, die de regering deden aftreden. Beernaert werd 26 Oct. 1884 met de vorming van het nieuwe kabinet belast en nam voor zichzelf de portefeuille van Financiën. Hij leidde deze regering tot 1894.
Toen in 1886 stakingen uitbraken, stelde hij over de arbeidstoestanden een grondig onderzoek in, voerde de officiële inspectie van de arbeid in en liet wetten ten voordele van de arbeiders aannemen. Zijn beheer der openbare financiën was zo voorbeeldig dat hij gedurende 10 jaren, zonder de bevolking met belastingen te overladen, de begrotingen met een batig saldo afsloot.
Ondanks een vijandige openbare mening, steunde Beernaert de koloniale politiek van Léopold II en verdedigde hij het bouwen der vestingen langs de Maas. In 1893 voerde hij ook de herziening der Grondwet door, met als nieuwigheden het meerstemmig kiesrecht, de kiesplicht en de provinciale senatoren. Zijn pogingen om ook de evenredige vertegenwoordiging in de grondwet te laten opnemen, mislukten. Beernaert, die aan deze hervorming zeer veel hechtte, nam daarom zijn ontslag op 17 Mrt 1894. Enige dagen later werd hij door den koning tot minister van State benoemd en het volgend jaar verkozen de volksvertegenwoordigers hem tot voorzitter van de Kamer, wat hij tot 1900 bleef. In het vervolg speelde hij een belangrijke rol bij het bevorderen der sociale wetgeving en bij het overnemen van de Kongostaat door België.
Hij was ook voorzitter van de Interparlementaire Unie, en verdedigde de verplichte arbitrage en de beperking der bewapening, op de vredesconferenties te ’s-Gravenhage in 1899 en 1907, waar hij België officieel vertegenwoordigde. Hij verwierf daardoor in 1909 de Nobelprijs voor de vrede. In 1912 behaalde hij, in dit opzicht, zijn laatste succes op de vergadering der Interparlementaire Unie te Genève, waar zijn ontwerp in zake het verbod van de luchtoorlog door de afgevaardigden aangenomen werd. Gedurende die zitting werd de 83-jarige staatsman ziek; op zijn terugreis naar Brussel verergerde zijn toestand. Hij overleed kort daarna te Luzern. Beernaert was ook lid der Koninklijke Academie van België.
DR J. LAMBERT
Lit.: E. Banning, Réflexions morales et politiques (Bruxelles 1899); G. Barnich, Le régime clérical en Belgique (Bruxelles 1912); Ed. Vandersmissen, Leopold II et Beernaert (Bruxelles 1919, 2 dln); H. Carton de Wiart, A. B. (Bruxelles 1939); Idem, B. et son temps (Bruxelles 1945).