Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Augsburgse geloofsbelijdenis

betekenis & definitie

of Confessie (Confessio Augustana, bij verkorting C. A.) en Apologie (Apologia Confessionis, A.

C.). De Rijksdag te Augsburg (1530) had als een van de voornaamste punten ter behandeling de kwestie der evangelische confessie tegenover het Rooms-Katholicisme. De Evangelischen wensten zich te verantwoorden voor den keizer en ook in eigen kring vastheid van geloofsformulering als basis voor hun onderlinge verbondenheid te bezitten. Zij bereidden zich voor door een geloofsbelijdenis, op grond waarvan in Oct. 1529 een zekere splitsing tussen Saksen, Brandenburg en Neurenberg enerzijds en Hessen, Ulm en Straatsburg anderzijds plaats greep te Schwabach (Schwabacher Artikel). Hieraan was reeds voorafgegaan een belijdenis, die Luther in 1528 aan zijn verhandeling Vom Abendmahl Christi toegevoegd had (W.A. 26, 499 ff.), trinitarisch van opzet, die de leer van de onvrije wil duidelijk handhaafde en een evangelische opvatting van kerk en sacramenten gaf, waarvan de anti-R.K. elementen in de Schwabacher Artikel weggelaten werden. Op grond van deze laatste heeft Luther de artikelen voor het beroemde godsdienstgesprek te Marburg 2-4 Oct. 1529 gemaakt; aldus de volgorde en niet andersom.

Vóór de Rijksdag liet keurvorst Johan van Saksen de Wittenberger theologen als Justus Jonas, Bugenhagen en Melanchthon te Torgau komen, waar zij de Torgauer Artikelen samenstelden, handelend speciaal over de evangelische kerkelijke gebruiken. Laatstgenoemde schreef een voorrede, maar het geheel bleek te omvangrijk en toch zakelijk niet voldoende te zijn. Toen ontwierp men met behulp der Schwabacher en Marburger Artikelen een apologie, die veeleer als een confessie uitviel en die men aan Luther’s oordeel onderwierp; zij bevatte waarschijnlijk de artikelen 1-18 en 22-28 der latere C.A. Luther maakte geen aanmerkingen, ging er eigenlijk niet op in, „denn ich so sanft und leise nicht treten kann”. Voortdurend bleef men aan het verbeteren, tot deze oorspronkelijk Saksische belijdenis een algemeen evangelische kon worden. Jonas bezorgde een nieuwe voorrede van formalistisch rechtsstandpunt uitgaande, die zich beriep op het algemeen concilie.

Eind Juni was zij gereed en op 25 Juni werd zij in de Rijksdag voorgelezen door den Saksischen kanselier dr Chr. Beyer. In twee exemplaren, Duits en Latijn, beide gelijkelijk authentiek, bood men haar aan den keizer aan.Zij was ondertekend door den keurvorst van Saksen, door Brandenburg, Brunswijk-Lüneburg, Hessen, Johann Friedrich van Saksen, Anhalt, Lüneburg en de steden Neurenberg en Reutlingen. Het Duitse origineel is terstond verdwenen, het Latijnse is tot 1569 in de hof kanselarij te Brussel aanwijsbaar, vanwaar Philips II het ter vernietiging naar Spanje heeft ontboden. Er zijn 50 afschriften uit 1530 bekend en enige drukken, nog staande de Rijksdag.

Hoewel de keizer ook een eigen belijdenis van de Rooms-Katholieke stenden had gewenst, bepaalden deze zich tot een confutatie of wederlegging der C.A., die de keizer na verkorting en wijziging tot de zijne maakte; zij werd op 5 Aug. voorgelezen. De keizer, die hiermede partij gekozen had, vergde van de Evangelischen, dat zij haar zouden aanvaarden. Na vruchteloze onderhandelingen besloten zij echter tot een verdedigingsgeschrift. Van deze Apologie is Melanchthon de auteur. Zij werd op 22 Sept. aan den keizer aangeboden, die haar eerst wilde aannemen, daarna op aandrang van koning Ferdinand weigerde. De Luthersen bleven aan haar verbetering, vooral toen Melanchthon de tekst der Confutatio in handen gekregen had, arbeiden; over de rechtvaardigheidsleer rezen nog tal van vragen.

Eerst omstreeks 1 Mei 1531 kon zij gedrukt verschijnen, samen met de C.A.; deze is de Latijnse editio princeps van beide, gevolgd in het najaar van 1531 door de officiële Duitse uitgave; Justus Jonas was hierbij de vertaler der Apologie. De voornaamste wijziging, die in 1540 door Melanchthon in de Latijnse tekst der C.A., artikel X, betreffende het Avondmaal is aangebracht, bezorgde aan deze uitgave de naam C.A. variata.

Hoewel de Apologie oorspronkelijk een persoonlijke verklaring van Melanchthon was, werd zij door de ondertekening der evangelische vorsten en stenden te Schmalkalden in 1537 met de C.A. formeel tot belijdenisgeschrift der Evangelische Kerk in Duitsland verheven. Reeds in 1532 legden de doctores te Wittenberg hun eed op de Confessie af. In 1555 werd zij bij de Augsburger godsdienstvrede als rijksrecht erkend voor de Evangelischen. Men sprak van Augsburger Konfessionsverwandte.

Het eerste deel der C.A., 21 artikelen, handelt over het geloof en de leer; het tweede deel, 7 artikelen, bestrijdt de afgeschafte misbruiken. In artikel 4 komt de voor Luther karakteristieke rechtvaardigheidsleer, die een eenheid is van rechtvaardiging en wedergeboorte, niet tot haar recht en speelt de toegerekende gerechtigheid, zoals Melanchthon die verstond, de hoofdrol. Voorts spreekt de C.A. in haar tweede deel niet over den paus als den antichrist en niet over het vagevuur, tegemoetkomingen, die geen vrucht hebben afgeworpen. De A.C. is scherper in haar polemiek.

Lit.: Die Bekenntnisschriften der evangelisch-lutherischen Kirche, herausgeg. v. Deutschen Evangelischen Kirchenausschuss (Göttingen 1930): H. H. Wendt, Die Augsburgische Konfession (Halle a. S. 1927); Rinn, Die Entstehung der Augsburg. Confession (Halle 1888); J.

Lortzing, Die Augsburgische Konfession: 1. Hat sie uns Modernen noch etwas zu sagen? 2. Im Lichte des neuen Testamentes und der Geschichte ; 3. Vom religiösen und vom nationalen Standpunkt aus beleuchtet (Paderborn 1929-1930).

< >