(1, psychologie) noemt men de verbinding tussen de sporen van vroegere ervaringen, welke verklaart, waarom bij het hernieuwde optreden van de ene bewustzijnsinhoud ook een bepaalde andere regelmatig in het bewustzijn treedt. Reeds Aristoteles heeft op het feitelijk bestaan van de associaties gewezen en getracht de wetten vast te stellen, volgens welke deze verbindingen ontstaan en werkzaam zijn.
Bij de opkomst der experimentele psychologie waren de associatiewetten, als grondslag van de leer over het geheugen en het voorstellingsleven, een der meest geliefde thema’s van onderzoek. Baanbreker was daarbij H. Ebbinghaus, wiens werk werd voortgezet in de omvangrijke en zeer accurate onderzoekingen van G. E. Müller.De associatie-theorie in haar verschillende vormen maakt de associatie tot het algemeen verklaringsprincipe van het gehele psychische leven. Zij denkt zich de bewustzijnsstroom bestaande uit elementen, de voorstellingen, welke verbonden zijn door associatiekettingen; wanneer een van deze elementen door prikkels van buiten wordt gereactiveerd, worden ook de daarmee geassocieerde voorstellingen weer opgeroepen. Wat er op een bepaald moment in het bewustzijn gebeurt, kan dus geheel verklaard worden door de zintuiglijke prikkels als uitwendige factor en de associaties als inwendige factor.
Van Hume tot omstreeks het einde der 19de eeuw is de associatie-psychologie overheersend geweest. Eerst Wundt heeft deze overheersing verbroken, door zijn leer van de apperceptie. In de hedendaagse psychologie is de associatie-theorie geheel teruggedrongen; het bestaan van associatieve verbindingen wordt wel aangenomen, maar het elementair karakter der verbonden inhouden wordt ontkend en de associatie alleen beschouwd als een der ondergeschikte factoren in de bepaling van het bewustzijnsverloop en het gedrag.
Op het feit der associatie zijn verschillende practische diagnostische methoden gebaseerd. De door Jung uitgewerkte dieptepsychologische associatiemethode is daarvan de voornaamste.
DR J. TH. SNIJDERS
(2, scheikunde) noemt men het verschijnsel, dat meerdere moleculen zich tot grotere eenheden aaneenvoegen. Zo komen in de damp van azijnzuur, moleculen C2H4O2 (monomeer) voor naast moleculen (C2H4O2)2 het dimeer; deze damp is geassocieerd. Ook de damp van fluorwaterstof HF, is sterk geassocieerd o.a. tot polymeren van de formule (HF)6. De damp van phosphorus (ook arsenicum enz.) bestaat uit moleculen P4, die bij zeer hoge temperaturen dissociëren tot P2 en bij afkoeling opnieuw associëren tot P4. Er bestaat in deze dampen een dynamisch evenwicht tussen de verschillende molecuulsoorten. De onderlinge verhouding is afhankelijk van temperatuur en druk.
In vloeistoffen kan evenzo associatie optreden, maar daar kan dit geschieden door de vorming, zoals boven, van gedefinieerde, stoechiometrisch samengestelde associaten (azijnzuur in benzol vormt dubbelmoleculen) of door een zekere ordening in de vloeistof, doordat een molecuul invloed uitoefent op de rangschikking van de omliggende deeltjes. Zo is er in water, alkohol enz. geen sprake van de vorming van dubbele en drievoudige moleculen, zoals vroeger werd gedacht, maar treedt er over korte afstanden een onvolmaakte rangschikking op, een pseudokristallijne toestand. Wijzigingen in die toestand uiten zich bijv. in de dichtheidsanomalie van water.
Nog een derde vorm van associatie is de intramoleculaire associatie, de wisselwerking tussen delen van één molecule. Dit is bijv. het geval in salicylzuur, waar associatie optreedt tussen de hydroxylgroep op de orthoplaats met de carboxylgroep.
Deze drie vormen van associatie oefenen een uiterst belangrijke invloed uit op de physische en chemische eigenschappen van de betrokken verbindingen.
Zo moet het hoge kookpunt van water vergeleken met H2S en met NH3 toegeschreven worden aan deze associatie, waardoor de vluchtigheid wordt verminderd. Azijnzuur is omgekeerd vluchtiger dan verwacht kon worden op grond van de cohaesie-energie. Salicylzuur is vluchtiger, beter oplosbaar in niet-polaire oplosmiddelen en ten slotte een sterker zuur ten gevolge van deze associatie (z chemische binding).
Bij alle vormen van associatie komt de wisselwerking tussen de deeltjes vaak tot stand onder de invloed van waterstofatomen (z waterstofbrug).
PROF. DR J. A. A. KETELAAR.