heet een afdeling van het gouvernement Oostkust van Sumatra, met de hoofdplaats Tandjoengbalai. Deze bestaat uit de onderafdelingen: 1.Asahan,
2. Batoebara en
3. Laboehanbatoe
en telde in 1930 ong. 336 000 inw., w.o. ruim 1000 Europeanen en meer dan 20 000 Chinezen. De onderafdeling Asahan omvat het zelfbesturend landschap (Sultanaat) Asahan, dat ± 6000 km2 groot is en dat sinds 1885 van betekenis werd door de tabakscultuur. Omstreeks 1890 bleek, dat de cultuur zich te snel had uitgebreid en zich ook op minder geschikte gronden had gevestigd. Daarom werden een aantal ondernemingen in het begin der 20ste eeuw opgeheven, en bleef de tabakscultuur slechts bestaan in de afdelingen Deli en Serdang en Langkat. Vele concessieterreinen werden nu met rubber beplant, terwijl, toen (in 1910) de oliepalmcultuur in Noord-Sumatra werd ingevoerd, in Asahan vele ondernemingen van dien aard werden gesticht. In het laagland vond men verder enige klapperondernemingen, in het heuvelland een theeonderneming.
De hoofdplaats der afdeling, Tandjoengbalai, ligt ong. 13,5 km stroomopwaarts aan de Asahanrivier, waar deze haar voornaamste zijrivier, de Silau, opneemt. Het is de voornaamste havenplaats die voor kleine zeeschepen bereikbaar is. Wegens de verzanding van de Asahan werd een steiger gebouwd in het 5 km stroomafwaarts gelegen Telok Niboeng, waar de grote zeeschepen laden en lossen en tot welke plaats de spoorlijn van Medan naar Asahan is doorgetrokken. De stadsgemeente Tandjoengbalai telde in 1930: 6823 inw. De Asahanrivier verzorgt de afvloeiing van het Toba-meer. In zijn bovenloop komen enige watervallen (nl. de Wilhelmina- en de Tangga-waterval) voor en toen de Ned.
Ind. Bauxiet Exploitatie Mij (de Nibem) omstreeks 1940 plannen maakte om te komen tot een aluminiumindustrie in Indië, rees het denkbeeld om deze watervallen dienstbaar te maken aan het opwekken van electrische energie voor het te stichten aluminiumbedrijf, dat het bauxiet van Bintan en Batam (Riouw-Archipel) zou gaan verwerken. Door de oorlog zijn deze plannen niet ten uitvoer gebracht. Wat de cultuurondernemingen in Asahan betreft, valt te verwachten, dat allerwege gedeelten voor de voedselaanplant in gebruik zijn genomen en dat de overige tuinen zijn verwaarloosd of gerooid ten behoeve van de teelt van andere gewassen (zoals djarak).
DR G. KUPERUS.