genitivus van het woord ars (Lat. = kunst), is de benaming waarmee de diergaarde wordt aangeduid van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra (de natuur is van de kunst de leermeesteres) te Amsterdam. Deze genitivus wordt zozeer als een onverbogen substantief met een nieuwe eigen betekenis opgevat, dat men vaak kan horen spreken niet alleen van „de artis” te Amsterdam, maar ook van „de artis” te Rotterdam of te Antwerpen en zelfs van „de Londense artis”.
Het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra, opgericht 1 Mei 1838, is steeds een zuiver culturele instelling geweest, waarvan het niet-commerciële, doch ideële doel altijd uitsluitend was het uiterlijk, de werkelijke aard en de schoonheid van het dier te doen kennen, zo juist mogelijk voorlichting te geven op het gebied der zoölogie, de zoölogische kennis te vermeerderen en de beoefening der zoölogie te bevorderen. Bij het nastreven van dit doel wordt in de dierentuin van het Genootschap voor natuuronderzoekers, beeldende kunstenaars en nog vele andere categorieën van personen de mogelijkheid geopend het levende dier te bestuderen, waarbij ook nog in andere opzichten belangrijk zoölogisch materiaal bijeengebracht wordt, terwijl voor het grote publiek een gelegenheid geschapen wordt tot recreatie, d.w.z. tot ontspanning met een zekere intellectuele en aesthetische waarde. De grote maatschappelijke betekenis hiervan is nog weer eens gebleken in de hongerwinter 1944-1945, toen het materiële bestaan ineenstortte en alleen geestelijke interessen, van welke aard dan ook, een remmende werking op demoralisatie bleken uit te oefenen.
Reeds in de eerste Wet van het Genootschap, goedgekeurd en gearresteerd 20 Mrt 1839, wordt in art. 1 als doel genoemd: „het bevorderen van de kennis der Natuurlijke Historie, op eene aangename en aanschouwelijke wijze; zoo door het bijeenbrengen eener uitgebreide verzameling van levende dieren, als door het plaatsen van een kabinet van opgezette voorwerpen uit het dierenrijk.”
Juist waar in verband met verschillende omstandigheden, waaronder in de eerste plaats het zich steeds meer uitbreiden van het cultuurland, overal ter wereld de gebieden, waar grotere dieren, en vooral grotere zoogdieren, hun bestaansmogelijkheden gerealiseerd vinden, steeds kleiner en schaarser worden, neemt de betekenis van goede zoölogische tuinen (dierentuinen) voortdurend toe. Immers, indien het al mogelijk zal zijn het voortbestaan van zodanige dierensoorten in natuurreservaten te verzekeren, zo zal, op weinige bevoorrechte uitzonderingen na, de mensheid alleen in de zoölogische tuin gelegenheid vinden vertegenwoordigers van dergelijke dierensoorten te leren kennen. Aan de andere kant is het, in verband met het grote gevaar voor uitsterven, waarin vele in het wild levende dierensoorten tegenwoordig verkeren, dringend vereist zo spoedig mogelijk tot een internationale regeling van de handel in levende dieren te geraken, waarbij het zonder meer te koop aanbieden aan den meestbiedende van dierensoorten, die beschermd zijn of behoren te worden, verboden zal zijn en waarbij de levering van dergelijke dieren alleen nog maar geoorloofd zal zijn, indien deze levering geschiedt aan zoölogische tuinen, die geen commerciële, doch zuiver culturele instellingen zijn, in staat haar taak op natuurwetenschappelijk en opvoedkundig gebied, of ook maar als recreatie-inrichting met een intellectuele en aesthetische waarde, behoorlijk te vervullen. De kans, dat een dergelijke internationale regeling aan haar doel zal beantwoorden, zal vergroot worden, indien daarnaast in de verschillende landen het oprichten van dierentuinen alleen geoorloofd zal zijn op grond van een door de overheid te verlenen vergunning, die alleen gegeven zal moeten worden, indien voldoende vaststaat, dat de oprichting niet met commerciële bedoelingen geschiedt en dat in de leiding van de op te richten tuin voldoende natuurwetenschappelijk en algemeen cultureel inzicht vertegenwoordigd is.
Naast de dierentuin en het zoölogisch museum beschikt Artis sedert 1882 over een aquarium met een zeewater- en een zoetwater-afdeling (z aquarium, zeewater-). Voorts werd reeds zeer vroeg begonnen met het bijeenbrengen ener zoölogische bibliotheek, die zich in de loop der jaren ontwikkeld heeft tot een, vooral wat oudere werken en tijdschriften aangaat, uiterst belangrijke instelling voor allen in Nederland, die zich met de studie der zoölogie bezighouden. In 1928 kwam ook nog een zij het bescheiden laboratorium voor onderzoekingen op het gebied van de psychologie der dieren tot stand.
Het streven van Artis, haar inrichtingen en verzamelingen ook dienstbaar te maken aan het universitaire onderwijs te Amsterdam, leidde tot de overeenkomsten van 1877, 1892, 1920 en 1927 tussen de gemeente Amsterdam en Artis. Op grond van deze overeenkomsten werd het Zoölogisch Laboratorium der Universiteit van Amsterdam in een der in de tuin van Artis gelegen gebouwen van het Genootschap gevestigd en kwam, onder samenvoeging der zoölogische museumverzamelingen van de gemeente Amsterdam en van Artis, het eveneens in de tuin van het Genootschap gelegen en in de gebouwen van het Genootschap gehuisveste „Zoölogisch Museum te Amsterdam” tot stand. In verband hiermede wordt door het Genootschap geregeld aan hoogleraren, conservatoren, assistenten en studenten, die werkzaam zijn in het zoölogisch museum of op het zoölogisch laboratorium, gratis toegang tot de tuin, de bibliotheek en alle verdere verzamelingen van het Genootschap verleend.
In 1938 ging de waardevolle entomologische verzameling van het Genootschap in eigendom over aan de gemeente Amsterdam; in 1939 werden de terreinen, gebouwen, zoölogische museumverzamelingen en de bibliotheek van het Genootschap verkocht en mitsdien in volle en vrije eigendom overgedragen aan de provincie Noordholland en aan de gemeente Amsterdam gezamenlijk, en wel aan de provincie Noordholland voor l/4 en aan de gemeente Amsterdam voor 3/4 van de onverdeelde eigendom, waarna genoemde onroerende en roerende goederen aan het Genootschap weder in gebruik werden afgestaan tegen betaling van een nominaal bedrag per jaar.
De sedert 1 Mei 1888 door Artis bijeengebrachte belangrijke ethnografische verzamelingen werden in 1920 door het Genootschap op van breed inzicht getuigende wijze afgestaan aan het Koloniaal Instituut te Amsterdam.
De zoölogische tuin van Artis levert dagelijks een schat van gegevens op betreffende de daarin levende dieren, welke gegevens in dagrapporten e.d. vastgelegd worden. Aan voorlichting van belangstellenden wordt veel zorg besteed. De rondleidingen en voordrachten van het tegenwoordige hoofd van de voorlichtingsdienst van Artis, dr A. F. J. Portielje, zijn algemeen bekend en worden overal in den lande hogelijk geapprecieerd.
Sedert 1936 kunnen bezoekers van de tuin van Artis aldaar, althans gedurende het zomerseizoen, geregeld voorstellingen bijwonen van een zuiver documentaire biologische film, die geheel in Artis werd opgenomen en waarbij het opzettelijk verwekken van sensatie strikt vermeden werd. Aan allerlei wetenschappelijke instituten in Nederland levert het Genootschap geregeld materiaal. Gestorven dieren worden, nadat daarop desgewenst door den dierenarts van Artis sectie verricht is, in eigendom afgestaan aan de gemeente Amsterdam voor haar museumverzamelingen of voor het universitaire onderwijs.
Van de levende have, gehuisvest in Artis, mogen hier slechts genoemd worden de wisenten. Van dit grote rund, dat nog in historische tijd de oorspronkelijke wouden in Europa bevolkte, vóór deze door het cultuurland verdrongen werden, zijn thans op de gehele aarde nog slechts een 100 individuen in leven. In Artis, waar men er in slaagde in 1931 in het bezit te geraken van een fokpaar wisenten, heeft men thans van deze dieren een kleine kudde, terwijl een zeer fraai paar, eveneens in Artis geboren, in 1939 aan Zweden geleverd kon worden voor bloedverversing bij de aldaar gefokte wisenten.
Van haar oprichting in 1838 af heeft Artis feitelijk slechts drie directeuren gekend: dr G. F. Westerman, één der oprichters van het Genootschap, was directeur tot 1890, al voerde hij vóór 1849 een andere titel, o.a. die van verantwoordelijk commissaris; dr G. Kerbert was directeur van 1890-1927, in welk jaar de huidige directeur, dr A. L. J. Sunier, in functie trad.
DR A. L. J. SUNIER.