Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ARNSBERG

betekenis & definitie

de hoofdstad van het voormalige hertogdom Westfalen, en thans Kreishoofdplaats in de provincie Westfalen, ligt aan de spoorweg van Frondenberg naar Kassei, aan drie zijden door de Roer omsloten, op een bergrug (208 m), waarop de bouwvallen gelegen zijn van het oude stamslot der graven van Arnsberg. De stad telt (1939) ca 12 000 inw.

Arnsberg is als gravenzetel reeds vroeg in de geschiedenis bekend; later ontwikkelde het zich door een vrij aanzienlijke handel, en tevens was het de hoofdzetel van het veemgerecht. In het jaar 1762 werd het slot door de Pruisen aan de Fransen ontrukt en op bevel van den hertog van Brunswijk gesloopt. Het voormalige graafschap Arnsberg werd aanvankelijk bestuurd door graven, die, naar men zeide, van Wittekind afstamden. Eerst in de 12de eeuw ontvingen zij het graafschap in erfelijk eigendom. Tot de merkwaardigste graven van Arnsberg behoort Frederik II de Strijdbare (overleden in 1124), die de troonsbeklimming van keizer Hendrik V niet weinig heeft bevorderd, maar tegen dezen het zwaard verhief en zijn leger herhaaldelijk versloeg, toen hij door zijn willekeur gevaarlijk werd voor de aanzienlijken van het Rijk; verder graaf Hendrik II, die in 1165 zijn jongeren broeder in de gevangenis van honger liet omkomen, waarna hij vooral door Hendrik den Leeuw beoorloogd en uit het land verjaagd werd; alsmede graaf Gottfried, die met keizer Frederik II naar Palestina trok. Later was dit graafschap een gedeelte van het Keulse hertogdom Westfalen, waarmede het in 1802 aan Hessen en in 1815 aan Pruisen werd afgestaan.

Lit.: Féaux de Lacroix, Gesch. Amsbergs (Amsberg 1895).

< >