Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ANSELMUS van canterbury

betekenis & definitie

Heilige, (Aosta, Piemont 1033/34 - Canterbury 21 Apr. 1109), de grootste speculatieve geest tussen Augustinus en Thomas, werd in 1060 leerling van zijn landgenoot Lanfrancus en ook opvolger van hem als abt van Le Bec (Normandië) (1078) en als aartsbisschop van Canterbury (1093-1109). Door koning Willem II eerst naar Engeland geroepen en daarna verbannen (investituurstrijd), kwam hij onder Hendrik I weer terug, doch ondervond weldra dezelfde moeilijkheden, tot eindelijk in 1106 alles rustig werd.

Hij stierf te Canterbury en werd aldaar in de kathedraal begraven. In 1720 werd hij door Paus Clemens XI tot Kerkleraar uitgeroepen. Zijn feestdag is 21 April.Hij was een ijverig voorstander van de leer der Kerk. Zijn leer over de verhouding van geloven en weten kan worden weergegeven door: Credo ut intelligam, d.w.z. ik moet eerst geloven om dan de geloofswaarheden met het verstand te doorgronden. Gaat het verstand op de juiste wijze te werk, dan kan het, na voorafgegane geloofsaanvaarding, de geopenbaarde waarheden met dwingende gronden bewijzen: het geloof wordt in weten omgezet. Dit duidt echter bij Anselmus niet op een rationalistische levensbeschouwing. Immers niet de menselijke rede houdt Anselmus voor de eerste bron van licht, maar, in aansluiting aan de neoplatonisch-augustijnse verlichtingstheorie, alleen de Godheid, van wie zowel het geloof als het inzicht afkomstig is. Hij deed zijn best om door wijsgerige beschouwingen de kerkelijke leerstellingen te belichten en werd aldus de vader der scholastiek.

Tevens beproefde hij het, een bepaald bewijs te leveren voor het bestaan van God, het ontologisch bewijs genaamd. Men kan dit aldus samenvatten: Wij hebben een begrip van een wezen, dat zo verheven is, dat er geen verhevener kan gedacht worden. Welnu, zulk een begrip sluit noodzakelijk „bestaan” in, want het bestaan is een volmaaktheid, die aan dat hoogste wezen moet toekomen. Derhalve bestaat het. Een tijdgenoot van Anselmus, de monnik Gaunilo, verklaarde daarentegen, dat uit het denken van het godsbegrip een werkelijk bestaan van God niet volgde. Anselmus’ godsbewijs werd later door de grote scholastieken o.a.

Thomas van Aquino verworpen, maar is door Descartes, Leibniz e.a. weer in gewijzigde vorm herhaald. De voldoenings- en drieëenheidsleer vonden in hem een krachtigen verdediger. In de strijd tussen realisten en nominalisten stond Anselmus aan de zijde der eersten tegen Roscellinus. Anselmus onderscheidde zich door scherpzinnigheid en door helderheid van denkbeelden. In tegenstelling met het meer onpersoonlijke der meeste scholastieken draagt zijn werk een mystiek karakter. Zijn speculatie is tegelijkertijd mystiek en contemplatie.

Zijn werken zijn meer dan eenmaal uitgegeven, doch er bestaat geen critische uitgave van. Niet alles, wat hem toegeschreven wordt, is van hem. Het meest beroemd is zijn tractaat Cur Deus homo, waarin hij de Gods- en Triniteitsleer en de noodzakelijkheid der menswording met speculatieve argumenten ontwikkelt, in het Nederlands vertaald door P. C. Ysseling (1908), zie Migne, Patr. lat. deel 158-159 en Dictionnaire de Théologie Catholique. De monnik Eadmer, zijn intieme vriend, beschreef zijn leven.

Als heilige werd hij eerst in de late middeleeuwen, en dan nog betrekkelijk zelden, door de beeldende kunst behandeld, het meest nog in de Italiaanse Renaissance: Dosso Dossi, Sogliani en Piero di Cosimo, die hem voorstellen in bisschopsgewaad, vaak staande met andere heiligen bij de beeltenis van Maria in haar Onbevlekte Ontvangenis. In Noord-Europa is slechts één beeld van hem bekend, uit het begin der 16de eeuw, nl. te Vinnenberg in Westfalen: de heilige in bisschoppelijk gewaad gekleed, draagt een boek.

A. C. OOMES

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: Domet de Vorges, Saint Anselme (Paris 1901); J. Fischer, Die Erkenntnislehre Anselmus (Münster 1911); A. Koyré, L’idée de Dieu dans la philosophie de S. Anselme (Paris 1923, B.Funke, Die Satisfaktionslehre des hl. Anselmus (Münster 1903); Ch. Filliatre, La philosophie de S.

Anselme (Paris 1920); Dom Fr. S. Schmitt, O.S.B. Saint Anselm, (6 dln in quarto, waarvan einde 1946 twee waren verschenen, London).

< >