of Anam, Rust van het Zuiden, een onder Frans protectoraat geplaatst koninkrijk aan de oostkust van Achter-Indië, dat zich uitstrekt van 17° 30' tot 10°30' N.Br. en van 106°30' tot 109° O.L. v. Gr.
Het wordt omsloten door Tonkin, Siam, Cambodsja, Cochin-China en de Chinese Zee. Annam beslaat volgens sommige gegevens een oppervlakte van 147 600 km2 en heeft (in 1939) 6211 283 inw., van wie 2 827 Europeanen, 15 230 Chinezen, 121 Brits-Indiërs en 637 930 Moi (inheemsen).De met eilandjes bezette kusten zijn arm aan havens. Op een smalle kustvlakte volgen terraslanden, welke zich in de waterscheidende kammen op de grenzen van Siam tot meer dan 2000 m verheffen. Van de rivieren is alleen de Donnai, een linker zijrivier van de Mekhong, van enige betekenis. De Phanrang is dienstbaar gemaakt voor de irrigatie van ± 2700 ha. Het klimaat (z Achter-Indië) is het tropische moesson-klimaat waar, vooral in het N., door de ligging nabij de keerkring, de temperaturen in het jaar nogal uiteenlopen, doch waar, door de ligging op de oostkust, achter het gebergte, de perioden van regen en droogte gewijzigd zijn; Sept.-Dec. zware regens, N.O. (gio-dong) en N. (gio-bac) winden; temperatuur 25-30 gr. C.; Dec.-Mrt zachte regens; vochtige, koude N. winden of droge, koude N.O. winden (gio-mav, gio-tay), temperatuur ± 20 gr., soms echter teruglopend tot 15 gr. en zelfs wel tot 10 gr.
C.: Apr.-Sept. droge periode, slechts enkele onweersbuien, de Laos-wind (gio-nâm) is krachtig en warm, aan de kusten ’s avonds koele Z.O. zeewinden (gio-nom), temperatuur 25-30 gr. C. in de schaduw.
Het plantenrijk levert er: rijst, maïs, cassavewortels, aardnoten, velerlei peul- en boomvruchten, kaneel, peper, suikerriet, katoen, koffie, kokosnoten, welriekend adelaarshout en uitmuntende soorten timmerhout. De thee is er niet zo goed als in China.
Van het dierenrijk vallen er te noemen: olifanten, tijgers, rhinocerossen, apen, buffels, paarden, pauwen, fazanten, papegaaien, reuzen- en andere slangen, krokodillen enz. De zijderups wordt er veel gekweekt.
Als delfstoffen komen goud, zilver, koper, ijzer, zink, steenkolen, zout, topazen, smaragden, robijnen enz. voor.
Langs de oostelijke grens wonen in het Z. de Cham en de Moi en verder noordelijk de Muong, bergbewoners, welke lichter van kleur zijn dan de sterk met Chinees bloed vermengde Annamieten. Van de 15 mill. Annamieten van Frans-Indo-China, wonen er alleen in de delta’s van Tonkin en Noord-Annam omstreeks 8 millioen; in Annam zelf dus het kleinste deel, hoewel de trek uit- het overbevolkte N. naar de zuidelijke kustgebieden de laatste tijd weder aan het toenemen is. Zij zijn in het N. gemengd met Thaï, in het Z. met de overwonnen Cham. De Annamieten zijn klein (gemiddeld 1,60 m), maar goed geproportionneerd, mager en vlug; het gelaat is breed en glad, het voorhoofd laag, de neus plat, de ogen staan schuin, het hoofdhaar is zwart en dicht. De kleur varieert tussen vaal-geel en chocolade-bruin; de jukbeenderen zijn minder vooruitstekend dan bij de Chinezen.
Beide geslachten zijn op Oudchinese wijze gekleed, nl. met een veelkleurige, wijde pantalon, met een gordel om het middel vastgemaakt, en een katoenen, laag afhangend opperkleed met wijde mouwen, dat aan de rechterzijde dicht bij de hals is vastgeknoopt. Daarenboven dragen de vrouwen een rok, die tot aan de enkels reikt, en de mannen een dergelijke als staatsiekleed, van zijde vervaardigd, veelkleurig of zwart en naar gelang van de rang met borduursel versierd. De geringe volksklasse vergenoegt zich met donker katoen. De Annamieten binden het haar te zamen aan de achterzijde van het hoofd en bedekken dit laatste met een tulband of met een grote, geverniste strohoed. In de lage gewesten, waar de inwoners door water en wilde dieren worden bedreigd, staan de huizen op palen. Het zijn lemen hutten met rieten daken.
Ook ziet men er houten huizen, met pannen gedekt, aan berghellingen gebouwd en omringd door zuilen, die het uitspringende dak dragen. De taal der inboorlingen, het Annamietisch, is éénlettergrepig en sterk met Chinese woorden vermengd. Men gebruikt er ook de Chinese schrijftekens, ofschoon deze er anders samengevoegd en uitgesproken worden dan in China. Bij het Hof is een afzonderlijke taal in zwang. Bestuur, kunst en wetenschap zijn op Chinese leest geschoeid. De heersende godsdienst is die van Boeddha, terwijl de aanzienlijken veelal aanhangers zijn van Confucius. De tempels, feesten en plechtigheden komen nagenoeg met de Chinese overeen.
Annam was een erfelijke, absolute monarchie, waaronder voorheen ook Tonkin behoorde (zodat Hanoi zelfs ook herhaalde malen hoofdstad van het gehele rijk was). Sedert 1886 stond het land onder protectoraat van Frankrijk, dat het koninkrijk in alle buitenlandse aangelegenheden vertegenwoordigde. In Mrt 1945 echter voegden de Japanse bezetters het met het protectoraat Tonkin en de kolonie Cochin-China (beide door Annamieten bevolkt en vóór de Franse tijd herhaalde malen delen van het koninkrijk Annam) samen tot de staat Viet Nam, die, na de Japanse nederlaag door de Annamietische nationalisten tot een onafhankelijke republiek verklaard werd en sindsdien met de Fransen in strijd gewikkeld is, omdat dezen hem een beperkter status in een IndoChinese Federatie, lid van de Franse Unie, willen geven (z Indo-China).
Voor landbouw, nijverheid, handel en verkeer z Indo-China.
Lit.: Ch. B. Maybon, Histoire moderne d’Annam (Paris 1920) ; Ch. Robequain, L’Indochine Française (Paris 1935): W. J. M.
Buch, De Oost-Indische Compagnie en Quinam. De betrekkingen der Nederlanders met Annam in de 17de eeuw. Diss. (Amsterdam 1929).