(in het Chin. Hia-men) is een der verdraghavens van China, gelegen op het eiland Amoy aan de Chinese Zee (tegenover Formosa), in de provincie Foe-Kien (Fu-kien).
Het eiland is 15 km lang en 11 km breed. Het is in het midden berg- en rotsachtig. Het eiland telt 300 000 inw. in 136 dorpen en boerderijen gevestigd. De hoofdstad, die dezelfde naam draagt, is met haar ruime en veilige haven en 234 159 inw. een belangrijke koopstad. De grootste schepen kunnen er binnenkomen. Toen Kanton nog voor de Europese handel was gesloten, bevonden er zich de factorijen der Engelsen, Nederlanders en Fransen. Er wordt vooral veel thee en zijde uitgevoerd, verder ook papier, tabak en suiker. Ingevoerd worden vooral katoen en opium. Er zijn vele vreemde handelshuizen gevestigd. De plaats is de zetel van vele zendingsgenootschappen en voor Nederland van belang, omdat zij lange tijd de voornaamste wervings- en afvaartplaats van koelies naar Insulinde vormde. In 1907 bedroeg het aantal emigranten uit deze haven 73 191 personen. Ook in de geschiedenis der O.-I. Compagnie speelt de plaats een rol. In de 17de eeuw was zij nl. het hoofdsteunpunt van den zeerover Iquan en diens zoon Coxinga, die aan Nederlanders en Engelsen toestonden er factorijen te stichten, Maar nadat wij het eiland Formosa aan Coxinga hadden verloren, zond de Compagnie een vloot van 16 schepen uit. om in vereniging met een Chinese vloot aan het schrikbewind der zeerovers een einde te maken. In Jan. 1664 behaalde deze vloot een beslissende overwinning en op bevel van den Chinesen admiraal werd Amoy verwoest. Een eeuw later bloeide de herstelde stad weer. In 1841 werd zij door de Engelsen veroverd en bij de tweede vrede van Nanking (1842) voor de handel van alle naties opengesteld. Tijdelijk werd de plaats in de zomer van 1900 door de Japanners bezet. Amoy heeft tegenwoordig voor de buitenlandse handel alleen betekenis als tussenstation tussen Formosa en Hongkong.