Spaans filoloog (Rio de Janeiro 4 Mei 1885), studeerde te Madrid in de letteren. Hij behoort tot de beste leerlingen die zijn voortgekomen uit de school van don Ramón Menéndez Pidal.
Hij werd hoogleraar in de geschiedenis van de Spaanse taal te Madrid en had een zeer belangrijke functie in de leiding van het „Centro de Estudios Históricos” aldaar. Bovendien was hij lid van de redactie van de „Revista de Filologia Espanola”. De burgeroorlog maakte in 1936 een einde aan al deze activiteit. In 1931 vervulde hij korte tijd de functie van ambassadeur van de Spaanse Republiek te Berlijn.In 1919 gaf Castro een vertaling van H. A. Rennert’s biografie van Lope de Vega; hij bezorgde een aantal voortreffelijke tekstuitgaven van Spaanse klassieke auteurs. Zijn belangrijkste werk is El pensamiento de Cervantes (1925), dat een keerpunt in de critiek van de auteur van de Quijote betekent.
Ten slotte noemen we Santa Teresa y otros ensayos (1929) en Les grands romantiques espagnols (1922). Naast deze literaire onderwerpen hield Castro zich ook bezig met studies van zuiver taalkundige aard.