Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Ambon

betekenis & definitie

(1) eiland in de Bandazee, somtijds, evenals de gehele afdeling, Amboina geheten, beslaat een oppervlakte van ruim 761 km2. Het bestaat uit twee schiereilanden, welke verbonden worden door de landengte van Bagoeala; het N. draagt de naam Hitoe, het Z.

Laitimor. Tussen beide ligt een brede baai, welke ter hoogte van de hoofdplaats een veilige ligplaats voor schepen biedt. De kust daalt op meerdere plaatsen steil naar zee af, zodat zij — vooral bij onstuimig weer -— voor kleinere vaartuigen moeilijk te genaken is. Het eiland is bergachtig; de hoogste toppen zijn: de Wawani (875 m) en de Salahoetoe (1027 m) op Hitoe; de Horiel (562 m) en de Nona (539 m) op Laitimor. Op de Wawani komen solfataren voor, hetgeen zou pleiten voor de jeugd van sommige uitvloeiingsgesteenten op het eiland. Meer dan eens hebben geduchte aardbevingen veel schade aangericht. Het eiland bestaat hoofdzakelijk uit peridotiet en diabaas, dat in grote massieven voorkomt, benevens jongere granieten en andesieten, terwijl de sedimenten vertegenwoordigd zijn door zandstenen, mergelkalken, koraalkalk en alluvium. Langs het strand liggen klippen, en de baai van Ambon is omringd door kalkgesteenten met druipsteengrotten (de grot Batoe Lobang bij Ambon en die van Batoe Gantong ten Z. van die plaats). Vanouds was de baai beroemd om haar zgn. „Zeetuinen”, fraaie koraalvormingen op de bodem van het heldere water, waartussen mooi gekleurde weekdieren en vissen leven. De zeetuinen aan de westkust van het eiland zijn echter fraaier.De landbouw is van weinig betekenis. De belangrijkste cultuurgewassen zijn kruidnagelen en notemuskaat; ook worden er koffie en cacao verbouwd. De teelt van het eerstgenoemde gewas ondervindt reeds tientallen jaren concurrentie van de kruidnagelen van Zanzibar. Sago is er niet genoeg om in de behoefte te voorzien en wordt ingevoerd uit Ceram.

De oorspronkelijke heidense, Alfoerse bevolking is ten dele overgegaan tot de Christelijke of tot de Mohammedaanse godsdienst. Deze groep wordt gewoonlijk in het bijzonder aangeduid met de naam Ambonezen. Zij heeft door langdurige aanraking met vreemden het oorspronkelijke type verloren; ze kenmerkt zich thans door een vrij donkere kleur, kroezig of golvend haar, platte neus, vooruitstekende mond met dikke lippen en een krachtige lichaamsbouw. De Ambonezen worden verdeeld in burgers en negorij lieden, een indeling, welke dagtekent uit de tijd der Compagnie, toen de burgers, afstammelingen van Europeanen en inlanders, wegens bewezen diensten van elke verplichting ontheven waren. Overigens heeft deze indeling geen betekenis meer. Tot beiden behoren zowel Christenen als Mohammedanen. Het Maleis (zgn. Ambon-Maleis dat, sterk van het Hoog-Maleis afwijkt) is de volkstaal geworden; op slechts enkele plaatsen, bijv. op de noordkust van Hitoe, wordt nog Ambonees in verschillende dialecten gesproken. De gehele bevolking van het eiland, Europeanen, Chinezen en andere vreemde Oosterlingen inbegrepen, zal thans ruim 70 000 zielen bedragen. In 1930 telde de onderafdeling Amboina (d.i. het eiland Ambon met de Lucipara en de Schildpadeilanden) 66821 inw. Daarvan waren 62517 Inheemsen (Ambonezen en Alfoeren), 2125 Europeanen en daarmede gelijkgestelden, 1241 Chinezen en 938 andere vreemde Oosterlingen.

De bewoners van Ambon behoren tot de oudstgekerstende Protestantse groepen van Indonesië. Het is een levenslustig en energiek volk, waarvan de leden in alle. delen van de Archipel zijn terug te vinden. Volgens de laatste gegevens zouden zij een 233 000 zielen tellen. Als militairen hebben zij een goede naam, maar ook als arbeiders in de zending zijn ze van betekenis. De Ambonese goeroe’s hebben een belangrijk aandeel gehad in de kerstening van andere Indische volken; in hun sociale cultuur hebben zij, ondanks zeer grote beïnvloeding van buiten, nog veel eigens behouden.

Lit.: G. W. W. C. Baron van Hoëvell, Ambon en meer bepaaldelijk de Oeliassers; R. D. M. Verbeek, Geologische beschrijving van Ambon. Jaarb. v. h. Mijnwezen (1905), wetensch. gedeelte, met atlas; F. D. Holleman, Het adatgrondenrecht van Ambon en de Oeliassers (1923); A. J. Beversluis en A. H. G Gieben, Het Gouvernement der Molukken. M.krt en foto’s (1929).

(2), de hoofdplaats van de afdeling Amboina, residentie der Molukken (1940), ligt op het eiland van die naam, aan de gelijknamige baai, op de N.W. kust van Laitimor. De plaats heeft een tamelijk vochtig klimaat: geen enkele maand is „droog” (met minder dan 60 mm regenval) te noemen. De westmoesson is minder regenrijk dan de oostmoesson. Ambon is sinds 1921 georganiseerd als stadsgemeente onder de naam Amboina. Het aantal inwoners bedroeg in 1930: 17334, waarvan 1872 Europeanen en daarmede gelijkgestelden, 13 587 Inheemsen, 1126 Chinezen en 743 andere vreemde Oosterlingen. Het huidige aantal inwoners is nog niet bekend (1946). De plaats is in Jan. 1942 herhaaldelijk aangevallen door Japanse vliegtuigen en werd op 1 Febr. d.a.v. door de Japanners bezet. In 1945 hadden vele geallieerde luchtaanvallen op doelen in de haven plaats. Een groot deel van de stad is daardoor in puin gelegd of verbrand en de woningtoestanden zijn er thans slecht.

< >