is een tot de familie der Liliaceeën (Lelieachtigen) behorend succulent geslacht, dat soms stengelloos is, doch ook wel een bijna boomvormige stam vormt, die een grote rozet van, aan de rand, gedoomde, dikke, vlezige bladeren draagt; ze hebben zijdelingse, enkelvoudige of vertakte bloeiwijzen, met vrij grote, vaak knikkende, rode, gele of witachtige bloemen. De Aloë’s behoren vooral in Zuid-Afrika thuis en zijn daar de karakterplanten van het landschap, doch sommige zijn tot in Zuid-Amerika verspreid en A. vera L. vindt men zelfs tot in het Middellandse-Zeegebied en tot in China.
Tot het geslacht Aloë behoren talrijke voor den mens nuttige soorten o.a.: A. africana MilL, A.ferox Mill., A. succotrina Lam. en A.plicatilis Mill., die alle aloëhars leveren.Aloëhars
(z harsen) is hoofdzakelijk afkomstig van A. ferox Mill., daarnaast onderscheidt men nog Barbados- en Curaçao-aloë, die afkomstig zijn van A. vera L„ terwijl de Natal-aloë gewonnen wordt van A. candelabrum Berger. De hars behoort tot de esterharsen en bestaat uit het ingedikte sap van de vlezige bladeren, dat vooral uit de omgeving van de vaatbundels naar buiten treedt. Men snijdt de bladeren af en legt ze met hun aangesneden uiteinde in een met bokken- of geitenhuid bespannen kuil in de grond, waarin zich het sap verzamelt; tegen de avond wordt het sap in ijzeren potten boven een open vuur ingedampt onder voortdurend omroeren, daar het anders aanbrandt; tegenwoordig geschiedt de winning ook wel via de fabriek, wat veel betere resultaten oplevert. In Afrika heeft de uitvoer vooral uit Mosselbaai plaats, in zakken of in grote, baksteenvormige stukken. Op Curaçao legt men de afgesneden bladeren met hun uiteinde in een houten goot en vangt zo het sap op, dat men in een groot voorraadsvat laat lopen, waarin het voorzichtig wordt ingedampt tot het de goede consistentie heeft bereikt; dan vult men er kalebassen mee of pakt de fijnste soorten in perkamentpapier. De handel onderscheidt aloë lucida, die glanzend, en aloë hepatica, die leverkleurig is. De eerste wordt pharmaceutisch het meest gebruikt; de pharmaceutische werking berust niet op de hars zelf, doch op een nevenbestanddeel, de aloïne, een bitter stof, die als purgeermiddel dienst doet, vooral bij chronische constipatie, doch ook in de homoeotherapie bij diarrhoea en na dysenterie en paratyphus. Voorts gebruikt men de hars aan boord van schepen voor het conserveren van hout en in het Oosten voor het balsemen van lijken. Bovendien kan men de hars gebruiken als kleurstof om hout geel of mahoniekleurig te verven, wat vooral met de hars van A. Perryi Baker het geval is.
DR A. KLEINHOONTE.