is de staatsrechtelijke benaming van een verbond van afzonderlijke staten tot één geheel met een gemeenschappelijke organisatie. Daardoor onderscheidt hij zich van de alliantie, die slechts een meer tijdelijke verbinding tot politieke doeleinden is.
Een statenbond is reeds een nauwere aaneensluiting, maar daarbij wordt er toch de nadruk op gelegd, dat iedere staat zelfstandig zijn eigen aangelegenheden regelt. Zulk een statenbond mist eenheid en is dikwijls zwak zowel in de binnenlandse als in de buitenlandse politiek. Bij de bondsstaat wordt een inniger geheel gevormd, waaraan de delen ondergeschikt zijn.De V.S. van Noord-Amerika zijn het eerste voorbeeld van een bondsstaat, waarbij deze nauwe aaneensluiting streng is doorgevoerd, zodat daardoor gemeenschappelijke lichamen ontstonden, bijv. voor wetgeving en rechtspraak. Dit voorbeeld werd met enkele wijzigingen, in verband met de heersende toestanden, in 1848 door Zwitserland gevolgd en in 1871 door het Duitse rijk. De Republiek van Weimar moet men waarschijnlijk ook nog een bondsstaat noemen, al werd de centraliserende geest ten aanzien van de landen daarin versterkt. Onder de regering na 1933 is dit zover gegaan, dat men op grond daarvan wel van het Reich als een eenheidsstaat kon spreken. Volgens de Grondwet van 1920 was ook Oostenrijk een bondsstaat.
Lit.: J. N. v. d. Houten, Bondsstaat en Souvereiniteit. Diss. Leiden (1945).