Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Alfred WEBER

betekenis & definitie

Duits socioloog (Erfurt 30 Juli 1868), jongere broeder van Max, werd privaatdocent te Berlijn in i8gg, hoogleraar te Praag in 1904, hoogleraar te Heidelberg in 1917 in de economie, sociologie en algemene staatkunde. Zijn werk ligt vooral op het gebied der cultuur- of geschiedenissociologie.

Uitgaande van de overtuiging dat het maatschappelijk leven verandering is, stelt hij als taak der sociologie antwoord te zoeken op de vraag welke factoren deze beweging beheersen om daardoor tot begrip te komen van de historische situatie in welke wij ons bevinden.Hij onderscheidt in het voortbewegen der geschiedenis drie krachten die, elkaar doordringend, te zamen de eenheid van het maatschappelijk leven vormen: het „Gesellschaftsprozess”, het „Zivilisationsprozess” en de „Kulturbewegung”. Het eerste, het maatschappelijk proces, betreft de vormen in welke de natuurlijke driften en het willen gebonden worden en als maatschappelijke machten verschijnen. Overal wordt deze vorming der natuurlijke driften en wilskrachten mede bepaald door geestelijke factoren. Deze zijn van tweeërlei aard. Enerzijds die, welke behoren tot het civilisatieproces: de verstandelijke, de wetenschappelijke en technische ontwikkeling, de groeiende uitrusting der maatschappij met technische middelen. Alleen op dit gebied is in de geschiedenis een algemene vooruitgang te constateren.

De andere geestelijke factor is die der cultuurbeweging. In deze gaat het om de doordringing van de door het maatschappelijk en het civilisatieproces gevormde stof met psychisch-geestelijke inhoud. Zij is historisch bepaald, behoort dus bij een bepaald volk en een bepaalde tijd; zij zet zich niet voort maar komt op en vervalt en moet steeds opnieuw geschapen worden.

Deze drie „bewegingen” vormen te zamen het geheel van het historisch-maatschappelijke leven, en de bijzondere constellatie hiervan op ieder ogenblik en op iedere plaats.

Bibl.: Ideen zur Staats- und Kultursoziologie (Karlsruhe 1927); Kulturgeschichte als Kultursoziologie (Leiden 1935, 2te erweit. Aufl. München 1950); Das Tragische in der Geschichte (1943); (met A. Mitscherlich) Freier Sozialismus (1946); Abschied von der bisherigen Geschichte (1946); Prinzipien der Geschichts- und Kultursoziologie (München 1951).

Lit.: Bibliogr. in Sozialwissensch. Hochschull. (1929), S. 297f. u. Suppl.; Soziol. Studiën zur Politik, Werkschaft u. Kultur der Gegenwart A. W. geordnet (Potsdam 1930); Social Thought from Lore to Science ed. by H.

E. Barnes, H. Becker e.a. (1938), I, Ch. XX; Contemporary Social Theory, ed. by H. E. Barnes, H.

Becker and F. B. Becker (1940), Ch. XV; An Introduction to the Hist. of Sociology ed. by H. E. Barnes (1948), Ch.

XVII; Synopsis, Festbündel zu A. W.’s 80. Geburtstag (1948); I. Schöffer, A. W.’s Kultursoziologie (Mens en Maatschappij, Juli 1953); V. Willi, Das Wesen der Kulturhöhe u. d.

Kulturkrise i. d. soziolog. Sicht A. W.’s (1953).

< >