Duits schilder en graficus (Diepenbend bij Aken 15 Mei 1816 - Düsseldorf 1 Dec. 1859), leerde aan de academie te Düsseldorf onder Wilh. v. Schadow en was werkzaam te Frankfort a.d.
Main (1836-47), Aken, Düsseldorf en Dresden; in 1844-45 en 1852-53 ondernam hij reizen naar Italië. De kunst van de vroegrijpe romanticus ontwikkelde zich uit de nazarenische opleiding bij W. Schadow en Ph. Veit (z Nazareners), en hij legde zich toe op de monumentale historieschildering, welke een zeer persoonlijke, lineaire stijl vertoont. Zijn hoofdwerken zijn de fresco’s met de geschiedenis van Karel de Grote in het stadhuis te Aken (sedert 1840). Indrukwekkend is eveneens de reeks geaquarelleerde tekeningen: Hannibal’s tocht over de Alpen (1842-1844).
Op het gebied van de houtsnede is hij naast Menzel* onovertroffen, zoals bijv. in zijn composities Auch ein Totentanz (6 allegorische bladen op de Revolutie van 1848, zie ill. Dodendans II) en Der Tod als Freund (1851).Lit: J. Ponten, A. R., Briefe (1912); Idem, A. R. (1911 en 1922); Idem, Seine Hochzeitsreise (3de ed., 1939); W. Franke, A. R.
Zeichnungen (Berlin 1921); K. Zoege v. Manteuffel, A. R. Radier. u. Holzschn. (1926); K.
Koetschau, A. R.’s Kunst (Düsseldorf 1929); H. Franck, A. R. (1937); K. Gerstenberg, A. R. (z. j.); F.
Kuetgens, Die Karlsfresken A. R. (Bonn 1940); L. Lambinet, A. R., Auch ein Totentanz (1948).